Alles was stil behalve de zon door de bladeren Ze stond stil naast haar donkere labrador, haar gezicht fijn belicht tussen schaduwen van golvende bladerdekken. Van een afstand wilde ik een foto nemen, maar het voelde ongemakkelijk. ‘We moeten terug!’, zei ze boos tegen de hond. Toen zag ik de witte stok met rode strepen in haar handen. Ze klapte ‘m snel uit en toen toch weer in. Ik bleef staan. Misschien moest ik helpen. Alles was stil behalve de zon door de bladeren. Ik keek naar hen en de hond keek naar mij. Een onderdeel van zijn taak, of juist even niet. Toen liepen we verder.

twien