Die twee mutsen Vrij luid praat ze. ‘Zitten er wéér mensen op ons plekkie’. Ze loopt met een tas vol spullen die aan de onderkant soms het pad schuurt. Ze heeft een witte broek aan die haar voorname billen terecht accentueren. De man met tas, die voor haar loopt in het park op zoek naar dan maar een andere picknickplek, zegt niks. ‘Zijn die twee mutsen eindelijk weg…’ zegt ze bijna schreeuwend, een tikkeltje venijnig, onbewust van haar omgeving. De zachtaardigheid vanwege haar uiterlijk, een lief rond gezichtje met ietwat dikke wangen, wordt heerlijk weerlegd door haar verbale aanwezigheid. Nu staat de man even stil. Volgens mij bewegen z’n wenkbrauwen. Gaat dit te ver? Of moet ie lachen. Hij ziet me naar hen kijken. Hij glimlacht verontschuldigend of juist trots. Zij sjokt nietsvermoedend door. Ik lach zachtjes terug en ben eventjes verliefd.

twien