Jeronimo Ik zit op een bankje op een heuvel niet van het uitzicht te genieten: op m'n telefoon ben ik iets aan het lezen over het dierenrijk. Of eigenlijk over taal. Mensen over de hele wereld schijnen, om dieren weg te jagen, in vrijwel elke taal een sis klank te laten horen. Kiessjt of ssjhhs of zoiets. Dat werkt. Vooral bij kippen.

Er landt een klein vliegje met een wespenstreepjesmotief op m'n schermpje. Zou het de gele knotsprietbladwesp zijn? Het kan me geen reet schelen eigenlijk.

Ik tekende vroeger stipjes. Ik bedoel streepjes. Ik bedoel stripjes. In elk plaatje vloog een vlieg. Een dikke strontvlieg. Ogen half open, quasi nonchalant. Bladvulling. Hij vloog er gewoon. Met streepjes erachter om aan te geven hoe zacht hij vloog. Hij heette Jeronimo. Jeronimo de Kankervlieg. Veel te veel naam voor wat ie deed. Had ook nooit echt wat met het verhaal te maken. Net als nu eigenlijk.

Om een beest te lokken schijnt een herhalende klank wel te werken. Poes poes poes. Of poeoehoeoes.

'Dag klein kutvliegje', zeg ik tegen het vliegje op mijn scherm. Het vliegje is met zijn voorpoten zijn snuit aan het wassen. ‘O dag hoor’, zegt het vliegje, ‘ik zit hier even razend snel te wassen althans voor jou is het razend snel ik leef wat korter dus ik moet alles in een korter tijdsbestek doen dus voor mij is dit normale snelheid nou ik ga weer dus doei doei‘. Geen interpunctie niks, weg beest. Volgens mij wil ik geen fabels schrijven, denk ik te laat. Shhit.

© twien