Ondertussen in tijden van pandemie

7.

“Ondertussen schieten de Amerikanen voor de zekerheid iedereen dood”, schreef ik zo'n twee maanden terug in het laatste stukje tekst wat ik durfde te delen.

Ondertussen bleek dat ik een paar fans had, buiten mijn moeder dan. Onder andere een vrolijke jongen met een kinky leer pak aan die mij vanuit zijn raamkozijn toezong of hij er de volgende keer in voor zou komen...

Het is inmiddels 1 Juno geweest, een horecaanse feestdag, en het nieuwe normaal is veranderd in een nieuwer normaal.

De hoestenproester hoest door zijn eigen hoest heen en sjokt rokend en dronken als altijd door de hoerenstraat die nog dagelijks bezocht wordt door mannen die verrast zijn dat de dames niet aan het werk zijn.

'Omaaaa! Pas op coronaaa!' roept een joch met stekeltjes die struikelde toen hij tijdens het rennen te veel vertrouwde op een zelfverzonnen zwaartekracht. Oma van een jaar of 45 heeft een kind van nul vast. Ze pakte een plastic bal van de grond met onbekende Disney figuurtjes. 'Houdttochopmetjecorona!' zegt oma. Het jochie schopt wat tegen steentjes en irriteert de oma die daarna geluid maakt in een toonhoogte die hopelijk bedoeld is voor het kind van nul, wat overigens net dood lijkt.

In een voetenverzorgingswinkel zitten een aantal vrouwen op nep leren stoelen achter een transparant plastic gordijn met hun blote voeten bijna in de mondkapjes van de Aziatische voetenverzorgingsvrouwen. Hoe overleefde vrouwen vroeger zonder? Liepen ze de vellen en eelt en overtollig vet er vanzelf af tijdens het verzamelen van besjes en het doen van de afwas?

Het is een hete dinsdag als ik op een relatief rustig stukje strand zit. Verderop smeert een varkentje met behoorlijke borsten bungelend een roodbonte koe haar fluor witte rug in. 'Zwarte levens doen er toe' schreeuwt het ondertussen lichtgevend zwart op Instagram. Alleen de reclames en de foto's van anti-antiracisten zijn er gekleurd.

's Avonds even kijken op het Malieveld. Linker knie in het gras, of toch de rechter. Ongemakkelijk. Vuistje half zacht de lucht in. Ik kijk om me heen. Iedereen doet maar wat omdat hetzelfde doen saamhorig voelt geloof ik. Emoties zijn verborgen achter de maskers. Carnavalesk doe ik mee en bedek mijn gezicht en adem benauwd mijn brilletje klam. Er galmen wat overtuigende stemgeluiden over het terrein maar ik versta er geen reet van. De demonstratie voor gelijkheid voelt afstandelijk en kil, maar op de foto's zag het er wel solidair uit. Of zo. De boeren en de bouwers die hier toen een dagje vrij hadden, dronken gezellig samen bier en die verstond ik ook niet.

Op de televisie worden later de juiste dingen uitgelicht om ons verder te verdelen en af te leiden van wat er eigenlijk aan de hand is, misschien zelfs als onderdeel van een verdien model waarvoor net 600 miljard euro is bijgemaakt. “Wij is een smerig woordje” lees ik in een boek.

In het bos zie ik een liefdesbetuiging vrij fors en pijnlijk diep in een boom gegraveerd. Michael en Angela. Als ik om de boom heen loop, blijkt het één naam, een dubbele: Miguel Angel. Ik voel aan de redelijk perfecte A en kijk op als er iemand langsloopt. Ik ben ineens een mannetje achter een boom. Ik zie het bos niet meer.