Oranje In een natte speeltuin staat een man naast gekleurde ballonnen die tussen bomen boven de modder zweven. Zijn knaloranje donsjack overstemt de versiering. Ik hoop dat hij op een kinderfeestje is wat nog niet begonnen is.

Terwijl ik verder loop, denk ik aan de afkeer voor oranje die ik heb gekregen. Logo’s van banken, Blokker, warme wortels. De goudvis heeft ook iets lulligs. Oranje dakpannen begrijp ik niet. En dan Dikkie Dik? In mijn huis een douchemat en een broodtrommel. Ik moet daar vanaf.

Oranje is denk ik vooral een mislukte feestkleur. Het heeft onterecht iets vrolijks. De jaren zeventig en het koninklijk huis zijn al tijden ouderwets. Eens per jaar troep verkopen kan best zonder oranje pruik. Het Nederlands elftal zou in Qatar in het roze moeten voetballen. Dan kunnen tompoezen bovendien hun natuurlijke kleur behouden als ze winnen.

Als ik terugloop is de man nog in zijn eentje. IJsberend in z’n oranje donsjack. Het ziet er treurig uit. En dan te bedenken dat hij wacht op schreeuwende kleuters. Het begint weer te regenen. Onderweg naar huis koop ik per ongeluk sinaasappels.

twien