Zien In het bos doe ik tijdens het lopen mijn ogen even dicht. Het lijkt of het geluid van vogels en honden en hondenmensen direct harder wordt. Het ruikt ook meer naar bos.

Ik denk aan een boek wat ik las over een pandemie waar blind zijn besmettelijk was. Uiteindelijk iedereen blind en niks werkte meer normaal. Niemand kon zijn huis nog vinden. Of een wc, alles werd heel snel smerig. En mensen die al blind waren, zagen zo ineens het meest.

Ogen dicht. Tien stappen proberen. Op mullige grond bestemd voor paarden. Elke stap bewuster. Zeven, acht. Toch weer kijken. Best te doen, een rechte weg, maar ik wil niet op m’n plaat gaan.

Toen ik dat boek las, woonde ik in Transvaal. Een lelijk huis wat gesloopt zou worden. In de kelderbox waar ik mijn fiets moest zetten, was het licht kapot. Pik donker. Op de tast en zonder deurknop vond ik uiteindelijk het slot. Ik werd er handiger in. Blind stak ik na een poosje in één keer de sleutel in het slot. Echt blind word je misschien pas nadat je geoefend hebt. Daarvoor kan je gewoon niks zien.

Twaalf ferme stappen nu. De warmte van de zon geven me een indicatie van de bomen door hun schaduw. Stiekem doe ik mijn ogen soms een knipper open, alsof ik met blind zijn mag valsspelen. Nog eens tien. Twaalf. Zeventien stappen in het donker. Vorige zomer op een warme donkere nacht in de Ardennen in een onzichtbaar gat gevallen. Anderhalve meter diep, mijn knie protesteert nog steeds.

Ogen maar weer open. Schel fel licht wordt door stukken kale boom opgevangen en als een schilderijtje in mijn ogen gesmeten. Ik ben een luie schilder. Eén boom vangt het golven van een sloot zodat ie danst. Zien is geweldig.

twien