De auteur die een zaal was Günther en de auteur hebben elkaar een tijd niet gesproken. Günther was een paar maanden terug op cursus. De zaal in het zalencentrum waar hij was, had haar naam. ‘Ik wist niet dat ik een zaal was, Günther!?’ Ze weet niet zo goed wat ze er van moet vinden. Is de zaal wel naar haar vernoemd?

Ze vertelde dat er nog veertien vrouwen waren met haar voor- en achternaam en dat zij de oudste was. Ze had contact gehad met een huisarts met haar naam. Er was persoonlijke informatie van patiënten naar haar gemaild. De dokter had een boek van haar gelezen en vond het wel wat.

Er was een boze vrouw die de auteur belde. Haar man was met een naamgenoot van de auteur vreemdgegaan. De auteur zei dat het een misverstand was, dat ze de auteurversie van haar naamgenoot was en een website had waarop dat te zien zou zijn. De boze vrouw had er geen boodschap aan. Ze vond het onacceptabel.

‘Je vraagt dat toch even als je een zaal naar iemand noemt!’ zegt de auteur verontwaardigd. Misschien was de zaal naar de huisarts vernoemd, dacht Günther, maar ruimtes worden niet zo vaak naar huisartsen vernoemd.

Vreemde gewoonte eigenlijk, om ruimtes namen van mensen te geven. Als huizen of gebouwen groot genoeg zijn, mogen ze zelf een naam, zoals de Hoogzit of Carpe Diem of Casa Blanca. Straten krijgen vaker namen van mensen. Die zijn meestal dood.

Ik herinner me een grauwe betonnen viaduct met de naam Nelson Mandela. Zo heten voorzieningen wel vaker. Misschien was het een lullig zaaltje die naar de auteur genoemd is. Dan bel je namens de organisatie ook niet snel om diegene dat te laten weten.

Günther had het nog eens opgezocht. De auteur bleek zelfs een auditorium.

twien