De wedergeboorte van een gebruiksvoorwerp ‘Als ik ‘s ochtends m’n koffie op het vuur zet, moet ik altijd denken aan een vriend die tegen me zei dat ik dan het vuur niet te hoog moet zetten’, zeg ik tegen een vriendin. ‘Ja dat heb ik ook!’ zegt ze, ‘met iemand die dat tegen mij zei!’ Sindsdien denk ik ook aan haar als ik koffie op het vuur zet. Het wordt nog druk ’s ochtends.

Ik vertel haar ook dat ik een gebruiksvoorwerp erfde van mijn vader en dat ’ie op een bepaald moment kapot ging. Dat vond ik niet erg, zo gaat dat met gebruiksvoorwerpen. Ik keek even bedachtzaam naar het ding, een soort bedankje of afscheid, en pleurde het toen in de vuilnisbak. ‘Sindsdien is het een herinnering en dat is oké’, zeg ik tegen haar. Maar terwijl ik dat zeg denk ik: Shit! ik ben vergeten wat het is!

Als ik daar later over nadenk, denk ik dat ook dat niet erg is. Hij heeft kennelijk zijn beste tijd gehad, zelfs het herinneren heeft zo zijn einde. Bovendien was het maar een gebruiksvoorwerp.

Toch blijf ik de dagen erna nieuwsgierig over wat dat ding was. Welk voorwerp is er uit mijn geheugen verdwenen naar de eeuwige jachtvelden? Na een week ineens vanuit het niets weet ik het weer:

Een blauwe knoflookpers.

Als ik morgen koffie zet zal ik waarschijnlijk denken aan een verhaaltje over een blauwe knoflookpers.

twien