Dikke zinnen in een park Twee scholeksters steken hun vuurrode snavels sneller op en neer in het gras dan mijn ogen kunnen bijhouden.

Een vet zwangere vrouw houdt een vies wit lapje met een patroon met heel vaak hetzelfde parasolletje schuin boven haar borsten, waarmee ze een andere, meer vlees geworden baby beschermt tegen de zon.

“San Francisco jives” zegt een verbaasd kijkend lang joch met te veel baard in zijn keel voor zijn blanke tienerhoofd opschepperig tegen het in iets anders geïnteresseerde meisje.

Voetballende kinderen proberen meer kabaal te maken dan een houtzaagmachine met benzinemotor aan de andere kant van het park en verderop staat iemand met een machinegeweer wat landverraders neer te schieten.

Even een zoetsappig wandelingetje in het park dacht ik. ‘Heb ik weer’, zeggen sommigen dan, omdat altijd alles wat hen overkomt precies hen overkomt.

Ik loop een andere kant op, maar stuit daar op een voormalig Joegoslaaf die tegen iemand aan de telefoon schreeuwt dat alles goed gaat en dat hij blij is met zijn werk als bladblazerblazer. Of hoe noem je iemand die met een bladblazer staat te blazen. Daarna blaast hij een jaargetijde te vroeg alle bosgeluiden het verhaaltje uit. Na zijn werk kan de ex slaaf genieten van zijn wel verdiende rust. Dan maakt hij misschien een ommetje in een park waar iemand anders herrie staat te blazen.

Voor een wit-bruine langharige natte hond die vast niks doet hoor, wordt een tak in het water gesmeten die door de derde hond, een grotere bruine pezige, achterna wordt gezwommen en opgehaald met af en toe een snurk. De wit-bruine langharige natte hond reageert: 'WOE!, WOE!, WOE!, WOE!, WOE!, WOE!, WOE!, WOE!, WOE!'. Als de derde hond terug is herhaalt dit tafereel zich te vaak om op te schrijven. Een keer was eigenlijk al te veel.

Twee oudere mensen gaan op een bankje naast me videochatten met Maxime. Maxime is hun kleinkind. Maxime somt wat onbelangrijke dingen op, waarop oma zegt dat hij verwend is. ‘Het is bijna vakantie', 'nog anderhalve dag', 'wat leuk', 'dan kan je genieten van je vakantie.’ Het kind kauwt hoorbaar op wat zoets en brabbelt nog wat door. Opa zit er stoïcijns bij met een kaki broekspijp over de andere, waardoor zijn geruite sokken in zijn bootschoenen goed te zien zijn. De sokken zijn in veel te veel kleuren: bordeaux rood, Pruisisch blauw, mosterdgeel, mosgroen, turquoise en t-mobile roze. 'Nou je mag wel trots zijn op Maxime', zegt oma tegen mama die ook nog even mee chat. Maxime heeft blijkbaar ergens een goeie score mee gehaald en iedereen is overdreven blij. Behalve opa dan. 'Van sperzieboontjes kan je nóg beter leren lezen', liegt oma even later. Het dient als geruststelling nadat bekend is geworden dat er vanavond toch maar geen pannenkoeken worden gegeten. Er wordt nog wel wat herhaald maar dan is het genoeg. 'We gaan hangen'. 'Tot straks', zegt opa nog, maar dat hoort niemand.

Eindelijk is het even stil. Een nijlgans houdt zijn koppetje met rouwranden rond zijn ogen schuin in een hoek van 45 graden en kijkt zo in één keer naar het gras én naar de lucht. Piloten zouden eigenlijk ook ogen aan de zijkant van hun hoofd moeten hebben.

Er komt een ander oud stel waarvan de vent zijn nog oudere, bijna vloeibaar geworden moeder naast me op het bankje wil zetten, waardoor hij mij eigenlijk wegjaagt vanwege 'de anderhalve meter'. Hij had er zelf anders naast moeten gaan staan. 'Ik willu nie verjage', zegt ie nog. 'Is goed hoor', zeg ik, ik schrijf het wel op.

Ik neem nog een foto van een dikke mammoet die op een boom lijkt. Daarna fiets ik zoetsappig naar huis.

© twien