Echt grote grote denkers Terwijl ik een verhaal lees waarin de watersnoodramp wordt besproken die dan dertien jaar geleden is, is het tweeëntwintig jaar geleden dat nine-eleven was.

Twintig jaar na nine-eleven woonde ik tien jaar tegenover het huis waar Spinoza zes jaar woonde. Dat is nu twee jaar geleden.

Hij ging daar dood op zolder in 1677. Dat was op z’n 45ste, dat is voor mij ook twee jaar geleden.

Vandaag zie ik door mijn zolderraam een groep toeristen met geelgroene fietsen voor het Spinozahuis luisteren naar een gids. Het zal vast gaan over hoe groot hij dacht. Spinoza is een grote inspirator van de Verlichting. Hij accepteerde als een van de eersten geen andere verklaring dan die gebaseerd op de rede. Niks god. Dat waren nog eens tijden.

Dat gebouwen waar gedenkwaardige dode mensen woonden worden bewonderd is een vreemde gewoonte eigenlijk. Sommige toeristen kijken af en toe stiekem over hun schouder naar de hoerenstraat. ‘Grote denkers zijn soms ook maar miezerige mannetjes die naar de hoeren gaan’, denken ze misschien. Soms lijkt het alsof ze naar mijn huis kijken. Ik heb geen plakkaat op m’n huis zoals Spinoza, de gidsen stoppen er niet. Ik ben natuurlijk springlevend en geen groot denker. Hoewel, in dit overdreven individualistische tijdperk is iedereen een groot denker. Bovendien, het grootste deel van het leven zijn mensen in hun eigen gedachten.

Echt grote grote denkers denken denk ik niet zoveel bij zichzelf over zichzelf. Of zoals Eric Schreurs, striptekenaar van Joop Klepzeiker, 35 jaar geleden een dichtbundel noemde: Vandaag dacht ik bij mezelf..... Morgen bij m'n zuster.

twien