Godverdomme! Al die sliertjes! Met een mop, nee een mob, met een b – anders zou het grappiger zijn – sta ik de vloer te mobben. Ik mob, wij mobben, mobden wij? Ik mopper. Zwabberen! Ik zwabber met een zwabber. Eigenlijk verplaats ik alleen met een bos touwtjes vuiligheid over de vloer. Het schiet niet echt op.

‘Godverdomme! Al die sliertjes!’, zegt m’n moeder als ze haar tuin in loopt. Er ligt een aardige hoeveelheid berkenkatjes. Ik lach, we hebben net een paar strips van Gummbah bekeken en deze scène past er precies tussen. Al is mijn moeder bepaald niet vadsig of vierkant en heeft ze gewoon haar kleren aan. ‘Godverdomme! Al die sliertjes!’ reageer ik met een lage stem, waarna we samen lachen.

‘Godverdomme! Al die sliertjes!’, zeg ik ook maar bij het zwabberen. Daarna herhaal ik heel vaak het woord zwabber en ga gezellig bij de pakken neerzitten.

twien