Curling met de kat van Nelis Negen Op stap met Jannie en Sandra kwam ik in café Kees terecht, waar we hadden afgesproken met Dennis. Daar kwamen we niet vaak. ’s Avond kon je daar nog wel eens een bekende tegenkomen. Er kwamen voornamelijk stamgasten, veel van hen alcoholisten die er de hele dag zaten. Als we met een aantal waren, konden we daar wel de sfeer bepalen. Een van de stamgasten was Nelis Negen. Hem kenden we niet. Hij had een oranje wielrenshirt aan en een dikke bril op. Zijn gele racefiets stond binnen tegenover de bar tegen de muur, wat best onhandig was. Het was die avond redelijk druk. We maakten wat grapjes over zijn naam. De slechtste was denk ik de vraag of hij, als hij zich afgetrokken had, Nelis Acht heette. Hij was het wel gewend, grapjes met cijfers. Hij vond de aandacht wel leuk zo leek het. Hij vertelde dat hij piano speelde en optrad in verschillende kerken. En hij was gek op Frankrijk. Nelis Negen was francofiel. Er werd een groepsfoto gemaakt, waar we op ontdekte dat Nelis Negen zijn hoofd bijzonder scheef hield. Vooral Dennis moest daar erg om lachen. Hij implodeerde zelfs een beetje. Later zouden we elke keer als we hem tegen kwamen een groepsfoto nemen waarop iedereen z'n hoofd scheef hield.

De bar ging dicht. De meeste mensen verdwenen en de eigenaar probeerde te polsen of er bij iemand thuis verder gegaan kon worden. Er waren nog een man of dertien. We namen wat kratjes bier mee en gingen naar Nelis Negen. Nelis Negen woonde om de hoek in de Schroevendraaierstraat. In de gereedschapsbuurt. Een buurt waarvan iedereen dacht dat het bij het centrum hoorde.

Bij Nelis Negen thuis was het snel gezellig. Alle as en sigaretten kwam op de grond of tussen de planten terecht, terwijl hij liever niet wilde dat er gerookt werd. Iemand wilde dat hij piano ging spelen, maar hij ging een plaatje draaien. Ik wilde franse chansons, maar hij koos Fleetwood Mac, wat totaal niet bij de situatie paste. Nelis Negen had zijn handen vol aan zijn gasten. Het begon uit de hand te lopen. Er viel een flesje bier om en er brak een wijnglas, vrijwel op hetzelfde moment. Jannie had de kat van Nelis Negen ontdekt. Ik schreeuwde door de ruimte heen om zijn naam te weten te komen, maar Nelis Negen was bezig met de vocht en scherven op zijn vloer. Ik had de kat van de vloer gepakt, gooide hem een stukje in de lucht en ving ‘m op. Dennis stond me uit te lachen en implodeerde weer. Daar moest Sandra hard om lachen, ze was erbij op de grond gaan liggen. Jannie zei dat we normaal moesten doen. ‘Jongens!’, zei ze best hard, maar niemand luisterde. Ik veegde hem een paar keer heen en weer op het laminaat alsof het een dweil was. Daarna schoof ik ‘m door de gang heen. Aan het einde van de gang stond ie op en liep weer onze richting op alsof er niks gebeurd was. Ik deed het nog een keer en hij kwam weer teruglopen. We begonnen curling te spelen met het beest.

Nelis Negen had dat op een gegeven moment door en zei dat we dat niet mochten doen. Dennis deed het toen nog eens en ik zei dat zijn kat het best leuk vond. Hij betwijfelde dat, maar durfde dat niet te zeggen. Aan de andere kant van de kamer was iemand door een leeg kratje gezakt terwijl hij er naar eigen zeggen niet eens heel hard op sprong. Jannie trok daarna haar broek uit en ging op tafel gaan dansen, zoals ze wel vaker deed als ze wat gedronken had. Dat was geloof ik de druppel voor Nelis Negen. We moesten maar eens gaan.

De volgende dag moest ik met Jannie mee terug naar Nelis Negen. Jannie was haar broek vergeten. Dat gebeurde normaal nooit. We stonden in zijn huiskamer waar het nu donker en stil was en zurig naar gisteren rook. De kat liep langs maar ik durfde hem niet te aaien. ‘Deze broek ?’, vroeg Nelis Negen. ‘Hoezo, hebben nog meer mensen hun broek achter gelaten?’, dacht ik. ‘Ja die’, zei ik voor Jannie, die niks zei en een halve stap achter me stond. ‘willen jullie een wijntje?’, vroeg Nelis Negen. Ik heb nog een mooie Beaujolais. ’Nou,…’, zei ik, ’ik heb gister wel weer even genoeg gedronken geloof ik, maar dank je’. Elk woord wat ik uitsprak bonkte tegen mijn door de drank beurs geworden schedel. ‘Iets anders?’ Hij keek nu Jannie aan. Iets te indringend. Ze keek snel naar waar de kat net liep. ‘Nee joh we gaan’, zei ik, 'dank je, was gezellig gister'. Een paar seconden gebeurde er niks. Een soort vacuüm. Het leek een uur. Ik begon licht te zweten. Pas toen ik met Jannie weer buiten liep, merkte ik dat ik al een paar minuten geen adem had gehaald.

twien