Superpower Ik zie een deur in de gang op een kier en zeg ‘Pob bop’. Het geluid, als in een stripverhaal, van de deur door de tocht tegen de deurpost.

Gehorige gedachtegangen.

Een van de keukenkastjes maakt, als ’ie dichtvalt, een geluid dat me doet denken aan het bombastische blikkerige begin van een liedje van Moderat.

Twee jaar geleden werd m’n gehoor gecheckt. Ik bleek normaal gehoor te hebben, maar dan voor iemand van twintig. Een superpower! dacht ik, maar kan er geen reet mee. Bovendien ben ik zo iemand die gevoelig is voor ‘geluidjes’.

Het lawaai van een broek tijdens een stille wandeling in de natuur. De afzuigkap van de buren. Een piep in mijn neus. Mensen die door hun tanden ademen. Brommers, bladblazers en Americans. Wielrenners en aannemers. Reclames en hele radiozenders. Het oorverdovende niks met oordopjes in. Ruimtes vol mensen van vijf. Meeuwen en Meatloaf.

Martelwerktuigen. Alsof je de reuk van een hond hebt, maar nog wel de mensenperceptie van stront.

Hoewel, honden ruiken duizenden keren beter. En ze ruiken driedimensionaal. Alsof je kan ruiken dat Bertje bij de bovenburen zit te kakken dwars door de snackbar om de hoek.

twien