Zim en Zor en Klaus Barbie Met een ridderpak aan, althans de bovenkant ervan, sta ik in de spiegel te kijken. Ik voel me een beetje Donald Duck, al heb ik nog een zwembroekje met palmbomen aan. Ik ben een beetje nerveus, maar na een gemberthee gaat het weer. De dag kan beginnen.

Aan het begin schelden we elkaar uit. Voor de gein. Voor zeepaardenlul bijvoorbeeld. Onderweg bedenken we slavennamen voor elkaar en we hebben het over Klaus Barbie, een Duitse gestapo-chef uit de Tweede Wereldoorlog.

We lopen urenlang door het mulle zand. Er ligt veel stront. We lachen het weg, wat moet je er anders mee. Iemand heeft zijn pronouns tijdelijk veranderd naar Zim en Zor. Ik heb het koud en warm tegelijk en dat kan.

We belanden in een moeras waar het lijkt op Louisiana. Het voelt alsof ik de zware, logge onderkaak van een karakter van Woody Harrelson heb. Voor sommigen voelen hun ingewanden wat zwaar aan. Voor anderen kolken de takken en de bomen. We zien Reeën, eentje springt als silhouet op een heuvel aan de horizon. We zien Wouwen vliegen en er ligt een stuk vossenstaart. We maken plannen voor de import en verkoop van ingeblikte Beer onder de naam Medvedev. Het landschap verandert naar savannig zonder Leeuwen. De praatjes verstommen of ik praat er doorheen.

Bij het sprookjesbos zijn afgeknotte takken monsterlijke gezichtjes geworden. Er zijn wolken die laten zien hoe alles moet. Na de Killing Fields van bomen en nog meer mul zand, verdwijnen we in een grote gouden boom. Het is hilarisch en vloeibaar. We eten er banaan en nootjes en aaien takken. Een Roodborstje vliegt met ons mee en maakt alle menseninstrumenten overbodig.

Op de terugweg landen we in de rafelrandjes van de stad, waar we bij een lege pizzeria met plastic bloemen en stoelen eindeloos naar binnen staren. Er zit ineens een grote dikke Pad op straat die ik in de bosjes bij de waterkant zet.

De dag eindigt op een doorgewinterd bankje in een huis in een straat vol hoeren waar we Crodino drinken.

twien