twien

brokjes wereld

Jeppe gaat zwemmen Eindelijk kon Jeppe weer eens naar het zwembad. Hij had nog wel wat last van zijn elleboog die hij had gestoten tijdens het werk, maar dat mocht de sportpret niet drukken. Met racefietsen, of volgens Jeppe ‘wielrennen’, schoot het de laatste tijd ook al niet op met sporten. Door het schizofrene weer van de laatste tijd was hij vaker nat dan moe. Verder had Jeppe zich de laatste tijd klem gegeten aan luxe kazen, dus een kilometertje baantjes trekken zou goed voor hem zijn.

Enthousiast stond Jeppe zijn blauwe zwembroekje aan te doen en hij zocht naar de oordopjes die hij nodig had om zijn oren niet vol te laten lopen met water onderwater. In de kleedkamers stond zoals altijd een populaire Nederlandse radiozender aan die voor hem weer eens de lulligheid van de Nederlandse cultuur bevestigde. Een dj op de radio probeerde een grapje te maken. Radio-dj’s zijn sowieso niet echt grappig, ze zijn immers geen cabaretier, dacht Jeppe. Hij lachte wat mee met een onverstaanbaar grapje, al lachte hij eigenlijk om zijn eigen gedachtegang.

In het kleedhokje naast Jeppe was een ander joch een vergelijkbaar blauw zwembroekje aan het aantrekken. Dat joch was niet zo enthousiast. Hij was hardop tegen niemand in het bijzonder aan het praten terwijl ze richting het zwembad liepen. Hij praatte over de situatie in Israël en hij klonk boos. Jeppe vond het altijd wel leuk om een sociaal kutpraatje met Jan en alleman te maken, maar hij had zich niet zo verdiept in zogenaamd westerse staten die claimen voornamelijk voor mensen met één etniciteit en/of geloof te bestaan. Juist in sociale kutpraatjes, vond hij, is de gelijkwaardigheid van de mens van belang. Dit praatje liet hij dus maar aan zich voorbijgaan.

Toen was er op de radio een liedje te horen dat werd gezongen door de zanger Dinand Woestmans. Dinand is een Nederlandse zanger waarvan meerdere vriendinnen aan kanker zijn doodgegaan. Een zielig verhaal. Dinand is vooral bekend van de band Kane. Een ander zielig verhaal. Dinands typische stemgeluid werd in dit liedje ondersteund door een deuntje van Tiësto. Tiësto is een Nederlandse dj die 10 jaar achter elkaar in de top tien van de beste dj’s van de wereld stond, met steeds weer vergelijkbare deuntjes, wat aangeeft hoe conservatief de muziekwereld rondom Tiësto is. Nog een zielig verhaal.

Al met al vond Jeppe radiomuziek maar niks, maar vooral bij dit soort ‘Nederlandse’ nummers bedacht hij hoe hij steeds meer een hekel kreeg aan elke vorm van nationalisme. Dit nummer gaf eigenlijk de doorslag, vlak voordat hij langzaam zijn kazige sportlichaam het water in liet zakken via het trappetje zei hij: ’Het facisme is niks voor mij!’ Jammer genoeg luisterde net op dat moment niemand naar Jeppe.

twien

International Day of Families Mama loopt met dezelfde pas door met de kinderwagen, terwijl papa een horecatentje binnen schiet: 'Even Anna gedag zeggen'. Daar wacht mama niet op. Het is zo’n tentje waar alleen vrouwen zitten die zwanger zijn. Of willen worden. Of het net zijn geweest. Samen met vrouwen die net doen alsof ze luisteren. Met rosé. Of mokken die met twee handen worden vastgehouden. Mokken met schuimende melk, gemaakt zonder zoogdier, met een wolkje koffie.

‘Waar is pappa!?’, schreeuwt het kind terwijl hij z’n koppetje uit de wagen steekt. Mama kijkt ook om. Geïrriteerd. Komt papa net aangerend. Op dezelfde witte tennisschoenen als mama, maar dan zonder groen merkstreepje. Terwijl hij zijn hijgen verbergt, zegt papa tegen het kind: ‘Gaat papa lekker pasta voor je koken.’ Een vraag zonder vraagteken. Kind heeft toch geen keus. ‘Het hoeft alleen opgewarmd’, zegt mama stug. ‘Ja ik dacht een lekker sausje erbij’. ‘Er zit al saus bij’. ‘Oh maar ik dacht meer saus. Kaas? Kaas!’ Papa lijkt van zichzelf dingen te moeten zeggen vanwege zijn blije vader imago. ‘Wil je lekker kaas erbij?’ Terwijl hij loopt, gaat hij door zijn knieën zodat zijn hoofd dicht bij dat van het kind komt. Het ziet er vreemd uit, zoals hij nu loopt lijkt hij net gehandicapt. ‘Ja!’, zegt het kind blij. Veel te enthousiast. Hij lijkt op zijn vader. Mama vindt dat niet zo leuk. ‘Wil je dan lekker parmezaan?’ Een oprechte vraag nu over welke kaas, aan een kind van één. Nee doe maar Pecorino Romano? ‘Ja!’, zegt het kind weer enthousiast. Tja, dat kind zegt altijd ja. Of alleen als ergens het woord ‘lekker’ voor wordt gezet.

Kind, het is vandaag lekker International Day of Families, we eten poep met parmezaan lekker! Ja!

twien

Langzaam garen In de bomen boven de markt op zaterdag zitten spreeuwen die zich wel laten horen maar niet laten zien. De auto’s razen voorbij. Een man met een fikse baard loopt langs en kijkt me aan. Ik zeg hem gedag en hij knikt waaruit blijkt dat hij vind kloppen wat ik zeg.

Aan de overkant staat een vent nonchalant met een slechte kwast een muur bordeaux rood te verven. De muur was dat vroeger ook. Daar zat ook shoarmatent Nawroz maar die is nu dicht. Om de hoek van Nawroz zit vleesparadijs Centrum. Of Vleescentrum Paradijs, dat ben ik even vergeten.

Aan de andere kant zit een modezaak die ik niet eerder heb gezien. DLUXE MODE staat er met grote letters boven de deur. De letters zijn samen net breder dan de deur. In de etalage kan ik alleen een wit paneel zien met gaten die aan pantervlekken doen denken.

Dan begrijp ik dat ik aan de verkeerde kant van de markt sta te wachten.

Het is hectisch zoals zaterdag meestal wel. In de zijstraat langs de markt staat een file auto’s waar de stoerste mannen het vaakst toeteren. Een vrouw met een hoofddoek tikt boos met een sleutel of iets dergelijks op het raam van een geparkeerde auto: ‘Ik bel de politie! je bent dronken!’

Terwijl ik me voor een zijingang sta te oriënteren, valt er achter mij iemand. Ik kijk om en zie dat de jongen al weer bijna is opgestaan. Hij lacht zijn val weg. ‘Gaat het?’, zeg ik automatisch. Hij blijft glimlachen en pakt zijn fiets op. Hij zegt niks, kijkt een beetje wazig.

Ik heb afgesproken met een vriendin om eten te kopen. ‘Morgen varken halen en dan komt alles goed’, zei ze gister. Buikspek. Om langzaam te garen. We gaan een vleesfestijn houden vanavond. Ze staat naast de varkenskraam. De meisjes die er werken hebben allebei een varkensgezichtje. Eentje heeft dikke wangen waar ik in wil knijpen. Ze kijkt niet zo vrolijk, maar waarschijnlijk zijn haar wangen gewoon wat zwaar. Ze verkopen er alleen varkensvlees dacht ik, maar we krijgen een osseworst met truffel cadeau.

Kroppen sla, tomaten. Uitjes hebben we wel. Knoflook en aardappels bij een charmante vrouw. Bij de bakker zegt een vrouw tegen een man voor haar dat ze eerder aan de beurt is, waarop de man vraagt hoe het komt dat hij dan voor haar in de rij staat. Een zwerm klagende en rokende kleine Haagse vrouwtjes staat te wachten tot de koffietent eindelijk opengaat.

We lopen nog wat verder. . Een Turkse vrouw heeft een zwartleren mondkapje op. Bij een bleke griet is opvallend veel ondergoed te zien als ze naar haar kinderwagen bukt. Een zwarte vrouw doet haar broek goed, het is blijkbaar de bedoeling dat je haar dikke blote buik ziet. Bij een kledingkraam staat de onderkant van een paspop te shinen met een fluorgele legging. Een man staat ernaast te wachten op zijn vriendin met wie hij net een bounty heeft gedeeld.

Alleen bij een man die goudkleurige plastic bijzetleeuwen en ander glimmend garnituur verkoopt is het rustig. We gaan naar huis. Om langzaam te garen. Al weet ik niet of je ook snel kan garen. Knapperig korstje.

twien

Deze Aan de rand van Duindorp zitten een paar vrouwelijke inboorlingen op plastic stoelen, uren achtereen sigaretten te kauwen en te klagen. Een kind zit met z’n dikke rug naar de omlaaghangende mondhoeken en staart naar de grond.

Een grote vierkante vrouw met een rond hondje dat op zijn reet wordt voort getrokken terwijl ie wil plassen. Ze kijkt me boos aan. Waarom? Het is een stralende dag! Beetje fris maar zon.

Een loodgieter met een punthoofd kijkt me verbaasd aan. Ja, dat snap ik wel.

In de duinen worden foto’s genomen van twee jongens met een schaatspak aan. Eentje knalblauw. Hij doet een blank dansje. Ik neem er een foto van maar ben net te laat. Ze zijn zichzelf al aan het bekijken. Zouden ze Purno de Purno kennen?

Een meisje met een zelfverzekerde tred lacht geforceerd haar eenzaamheid weg. Alleen is ook oké, hoopt ze. Ze loopt rechtdoor richting strand, maar gaat toch linksaf, maar dan toch maar rechtdoor.

Even later duik ik in de intense groene zee. Het is heel koud. Twee graden of zo. Het doet pijn en elke seconde in het water lijkt drie uur. Na 21 uur in het water lijkt het te gaan wennen. Maar dan besef ik dat signalen in mijn hoofd mij iets proberen te vertellen. Dit is níet de bedoeling! Duizenden naalden prikken me het water uit. Even kon ik dat ontkennen. De statische toestand, lock down, avondklokjes, het onvermogen wat er aan vastplakt, het vacuüm, in een keer weg.

Terwijl ik euforisch opdroog in de zon met een laagje zee op me tegen de frisse lucht, ontstaat er weer een nieuwe wereld in mijn hoofd en hij is fantastisch.

Ik moet het even opschrijven. Oh dat is dit natuurlijk. Deze. Zoetsappig weer hoor. Godsamme.

Terug in de duinen op een bankje. Een roodborsttapuit fluit alvast de lente. Oh fijn, nog meer zoetigheid.

Op het bankje naast me hebben twee vrouwen het over een gemiste aanbieding. Ze heeft ook nog met Jennifer gesproken. De bewolking begint weer.

twien

Zien In het bos doe ik tijdens het lopen mijn ogen even dicht. Het lijkt of het geluid van vogels en honden en hondenmensen direct harder wordt. Het ruikt ook meer naar bos.

Ik denk aan een boek wat ik las over een pandemie waar blind zijn besmettelijk was. Uiteindelijk iedereen blind en niks werkte meer normaal. Niemand kon zijn huis nog vinden. Of een wc, alles werd heel snel smerig. En mensen die al blind waren, zagen zo ineens het meest.

Ogen dicht. Tien stappen proberen. Op mullige grond bestemd voor paarden. Elke stap bewuster. Zeven, acht. Toch weer kijken. Best te doen, een rechte weg, maar ik wil niet op m’n plaat gaan.

Toen ik dat boek las, woonde ik in Transvaal. Een lelijk huis wat gesloopt zou worden. In de kelderbox waar ik mijn fiets moest zetten, was het licht kapot. Pik donker. Op de tast en zonder deurknop vond ik uiteindelijk het slot. Ik werd er handiger in. Blind stak ik na een poosje in één keer de sleutel in het slot. Echt blind word je misschien pas nadat je geoefend hebt. Daarvoor kan je gewoon niks zien.

Twaalf ferme stappen nu. De warmte van de zon geven me een indicatie van de bomen door hun schaduw. Stiekem doe ik mijn ogen soms een knipper open, alsof ik met blind zijn mag valsspelen. Nog eens tien. Twaalf. Zeventien stappen in het donker. Vorige zomer op een warme donkere nacht in de Ardennen in een onzichtbaar gat gevallen. Anderhalve meter diep, mijn knie protesteert nog steeds.

Ogen maar weer open. Schel fel licht wordt door stukken kale boom opgevangen en als een schilderijtje in mijn ogen gesmeten. Ik ben een luie schilder. Eén boom vangt het golven van een sloot zodat ie danst. Zien is geweldig.

twien

Saturday night Er was een dorpje waar iedereen dood was geschoten. Er was ook een dood kind aan een paal gehangen. Of dat nog niet genoeg was, lag er ook een dood paard. Er heerste duidelijk een grimmige sfeer. Daarna begon het te regenen. Ergens anders moest een vent zijn arm worden afgezet. Je kon door zijn bovenarm heen kijken. Het zag er verschrikkelijk uit. Later die dag waren er ook nog wat indiaans sprekende vrouwen, die in het donker een vent van zijn paard afschoten. Die vent bleek overigens al beschoten te zijn, maar dat wisten ze niet. De volgende ochtend werd een andere vent wakker in een dorp vol indianen. Hij had poep op zijn ogen. Een indiaan had 'm vertelt dat dat zou helpen tegen slecht zien, maar dat viel tegen. Die ene vent zijn arm was er nu af. Het leek hem niks te kunnen schelen. Toen deed ik een kaakje in de muntthee. Dat deed ik nét iets te lang. De muntthee zat nu vol vlokjes kaakje. Opeens bewoog er wat in mijn ooghoek. Ik schrok er een beetje van. Het bleek mijn eigen voet. Het is me daar een zaterdagavondje wel, zeg.

#avondklok twien

Snellen Net rustig gewandeld, twee uur of zo. Maar nu naar huis snellen. Ik bedenk namelijk ineens dat ik een pannetje nog op het vuur heb. Zou kunnen. Laag vuur. Denk ik. Maar twee uur, shit ik moet op schieten. Ik ben nu vijf minuten van huis en bedenk alle scenario’s. Aangebrand, iets anders voor vanavond bedenken. Hele huis stinkt. Huis in lichterlaaie? Nee, het zal toch niet! Wind tegen en elke stap duurt te lang. Een pak tarwebloem in m'n hand die ik net gekocht heb. Elke stap dat ik dichter bij het mogelijke vuur kom word ik warmer. De wind tegen gaat harder waaien. Ik kijk op mijn telefoon naar niks en begrijp niet waarom. Mijn ogen kijken net iets eerder de hoek om dan ik bij kan benen. Zwaailichten!? Fack! Een mannetje met een fluor pak. Er gaat een sidder door me heen. Maar oh gelukkig, wegwerkzaamheden of zoiets. M’n voordeur is dicht. Ik maak ‘m open en ruik niks. Trap op boven de gangdeur open, ook niks. Alles is kalm. Het pannetje staat naast het pitje. Het pitje is uit. Opgelucht ruik ik aan de chutney. Mango, ui en madame Jeanette; gember, kurkuma, nigella en citroen.

#watheet twien

Curling met de kat van Nelis Negen Op stap met Jannie en Sandra kwam ik in café Kees terecht, waar we hadden afgesproken met Dennis. Daar kwamen we niet vaak. ’s Avond kon je daar nog wel eens een bekende tegenkomen. Er kwamen voornamelijk stamgasten, veel van hen alcoholisten die er de hele dag zaten. Als we met een aantal waren, konden we daar wel de sfeer bepalen. Een van de stamgasten was Nelis Negen. Hem kenden we niet. Hij had een oranje wielrenshirt aan en een dikke bril op. Zijn gele racefiets stond binnen tegenover de bar tegen de muur, wat best onhandig was. Het was die avond redelijk druk. We maakten wat grapjes over zijn naam. De slechtste was denk ik de vraag of hij, als hij zich afgetrokken had, Nelis Acht heette. Hij was het wel gewend, grapjes met cijfers. Hij vond de aandacht wel leuk zo leek het. Hij vertelde dat hij piano speelde en optrad in verschillende kerken. En hij was gek op Frankrijk. Nelis Negen was francofiel. Er werd een groepsfoto gemaakt, waar we op ontdekte dat Nelis Negen zijn hoofd bijzonder scheef hield. Vooral Dennis moest daar erg om lachen. Hij implodeerde zelfs een beetje. Later zouden we elke keer als we hem tegen kwamen een groepsfoto nemen waarop iedereen z'n hoofd scheef hield.

De bar ging dicht. De meeste mensen verdwenen en de eigenaar probeerde te polsen of er bij iemand thuis verder gegaan kon worden. Er waren nog een man of dertien. We namen wat kratjes bier mee en gingen naar Nelis Negen. Nelis Negen woonde om de hoek in de Schroevendraaierstraat. In de gereedschapsbuurt. Een buurt waarvan iedereen dacht dat het bij het centrum hoorde.

Bij Nelis Negen thuis was het snel gezellig. Alle as en sigaretten kwam op de grond of tussen de planten terecht, terwijl hij liever niet wilde dat er gerookt werd. Iemand wilde dat hij piano ging spelen, maar hij ging een plaatje draaien. Ik wilde franse chansons, maar hij koos Fleetwood Mac, wat totaal niet bij de situatie paste. Nelis Negen had zijn handen vol aan zijn gasten. Het begon uit de hand te lopen. Er viel een flesje bier om en er brak een wijnglas, vrijwel op hetzelfde moment. Jannie had de kat van Nelis Negen ontdekt. Ik schreeuwde door de ruimte heen om zijn naam te weten te komen, maar Nelis Negen was bezig met de vocht en scherven op zijn vloer. Ik had de kat van de vloer gepakt, gooide hem een stukje in de lucht en ving ‘m op. Dennis stond me uit te lachen en implodeerde weer. Daar moest Sandra hard om lachen, ze was erbij op de grond gaan liggen. Jannie zei dat we normaal moesten doen. ‘Jongens!’, zei ze best hard, maar niemand luisterde. Ik veegde hem een paar keer heen en weer op het laminaat alsof het een dweil was. Daarna schoof ik ‘m door de gang heen. Aan het einde van de gang stond ie op en liep weer onze richting op alsof er niks gebeurd was. Ik deed het nog een keer en hij kwam weer teruglopen. We begonnen curling te spelen met het beest.

Nelis Negen had dat op een gegeven moment door en zei dat we dat niet mochten doen. Dennis deed het toen nog eens en ik zei dat zijn kat het best leuk vond. Hij betwijfelde dat, maar durfde dat niet te zeggen. Aan de andere kant van de kamer was iemand door een leeg kratje gezakt terwijl hij er naar eigen zeggen niet eens heel hard op sprong. Jannie trok daarna haar broek uit en ging op tafel gaan dansen, zoals ze wel vaker deed als ze wat gedronken had. Dat was geloof ik de druppel voor Nelis Negen. We moesten maar eens gaan.

De volgende dag moest ik met Jannie mee terug naar Nelis Negen. Jannie was haar broek vergeten. Dat gebeurde normaal nooit. We stonden in zijn huiskamer waar het nu donker en stil was en zurig naar gisteren rook. De kat liep langs maar ik durfde hem niet te aaien. ‘Deze broek ?’, vroeg Nelis Negen. ‘Hoezo, hebben nog meer mensen hun broek achter gelaten?’, dacht ik. ‘Ja die’, zei ik voor Jannie, die niks zei en een halve stap achter me stond. ‘willen jullie een wijntje?’, vroeg Nelis Negen. Ik heb nog een mooie Beaujolais. ’Nou,…’, zei ik, ’ik heb gister wel weer even genoeg gedronken geloof ik, maar dank je’. Elk woord wat ik uitsprak bonkte tegen mijn door de drank beurs geworden schedel. ‘Iets anders?’ Hij keek nu Jannie aan. Iets te indringend. Ze keek snel naar waar de kat net liep. ‘Nee joh we gaan’, zei ik, 'dank je, was gezellig gister'. Een paar seconden gebeurde er niks. Een soort vacuüm. Het leek een uur. Ik begon licht te zweten. Pas toen ik met Jannie weer buiten liep, merkte ik dat ik al een paar minuten geen adem had gehaald.

twien

Berenbaard Met zijn rossige uit de kluiten gewassen berenbaard en zijn kleurige wollen trui met te korte mouwen zat hij achter zijn grote computerscherm. Het leek net of hij slecht kon typen, maar hij was achter elkaar heel vaak op de letter x aan het drukken. Misschien dat er ergens een geheim deurtje open zou gaan. Zijn gouden armbandje tikte met elke x mee tegen het toetsenbord.

Op zijn werk hadden ze al een tijd geen opdracht gekregen. Zijn collega, die met een geelblonde vastgeplakte scheiding op zijn hoofd aan de andere kant van de ruimte zat, was al een kwartier naar buiten aan het staren. Daar bewoog bijna niks. Er liepen wel twee mensen langs die elkaar niet kenden, maar elkaar wel groetten. Eentje had een maf loopje, een beetje zoals een cowboy.

Een andere collega die ontslagen was, zag er uit alsof hij naar lavendel rook. Hij had ooit geleerd dat je daar voor moest oppassen, maar waarom was hij vergeten. Als collega was hij best oké. Hij rook eigenlijk ook helemaal niet naar lavendel.

Zonder dat hij het door had, stak hij een doorzichtige bic pen met de achterkant in zijn oor en draaide 'm subtiel rond. Nog een kwartiertje en dan mocht hij over een uur naar huis. Nog even de z proberen.

© twien

Cowboys Ik probeer te lopen als een cowboy, zoals een vriend uit Baskenland dat altijd doet. Met o-benen, een beetje nonchalant, maar besluitvaardig. Het ziet er nu denk ik niet uit, vooral in de stad, maar het loopt wel grappig. Opeens rijdt er een colonne tractors met boeren langs. Ze schijnen weer boos, maar dat merk ik niet. Ik neem mijn stadsloopje maar weer aan. Dadelijk denken ze er wat van, al zijn ze vast bezig met wat anders. Soms toeteren ze even bijna tegelijk. De boeren ruiken naar stront dacht ik, maar dat bleek een sloot.

© twien