Bruin Sop
Op een muurtje tegenover het Vredespaleis vind ik wat rust. Het is zondag en herfst en de zon is erg wandelbaar. De parkjes zijn bezaaid met hard pratende families met schreeuwende kinderen. De bankjes die ik vaak als werkplek gebruik, zitten vol met mutsige mooie meisjes die uitgebreid hun agenda vertellen tegen hun baardige jochies zonder zichtbare sokken onder hun te korte lange broekspijpen. Er lopen ook vrouwen met elkaar die het hebben over in het weekend ‘iets leuks’ gaan doen, want wat ze nu doen telt niet mee.
Waar ik nu zit zie ik verrassend veel eentonig Spaans pratende meisjes op gehuurde fietsen waarvan een aantal opvallend slecht kunnen fietsen.
De zachte zon verdwijnt achter de toren dus ik ga even iets verder op het muurtje zitten en schrijf verder.
Weltschmerz en willekeurigheid houden me wat tegen de laatste tijd. Daar schreef ik ook wel over, maar dat leek me niet leuk om te delen. Het moet immers wel gezellig blijven. Denk ik.
De laatste tijd wat flarden. Ik som ze hieronder op en probeer de tijd vrolijk mee te laten buigen.
Twee meisjes staan voor twee eettentjes en lijken niet te kunnen kiezen. Het dikkige kleine meisje kijkt jaloers naar haar lange blonde vriendin. De vriendin heeft een wit pleistertje op haar wang. Ze kijkt licht wanhopig om zich heen of er geen man naar haar lonkt die ze kan afwijzen.
Een kale ouwe vent werkt in de Schilderswijk op een steiger in een oranje overall. Hij zit er onhandig aan te plukken, op zoek naar wat gereedschap voor bij de montagekit die hij in zijn andere knuist heeft. Hij kijkt me aan en ik zie dat hij eigenlijk hetzelfde hoofd heeft als een baby die ik ken of andersom.
Een meisje of een jongen met geel geverfd kroeshaar eet lopend met één hand een vadsige hamburger. Zo een die je met twee handen moet eten. Hij of zij eet 'm uit een doosje waar ie nooit goed heeft ingepast. In haar of zijn andere hand houdt hij of zij een plant met plastic erom, die eruit ziet als een bos bloemen met veel mooie ronde blaadjes.
Een vriendin zeemt bij haar als een trein rokende moeder de ramen. 'Het is bevredigend', schrijft ze me, ‘bruin sop’.
Ik schrijf haar terug dat dat een mooie dichtbundeltitel zou zijn. Ze is een collega in het gilde van de luie kunstenaars, wat verder natuurlijk geen naam mag hebben, maar ik voeg er daarom aan toe: ‘Dat kan ook nog, dichtbundeltitels verzinnen en luie dichter worden, al ben je nu een actieve dochter.’
De zon verdwijnt achter de toren dus ik ga even iets verder op het muurtje zitten.
Een man met een dikke snor en een bos haar hoger dan de lengte van zijn hoofd, gooit agressief een groot zwart apparaat met een stekker in een grote groene container, waarna hij een stuk tevredener oogt. Ik word er blij van.
Een Spaanse man met een verkreukeld gezicht beantwoordt een vraag van een man met een strakke grijze baard met 'neen!' door met zijn hele wijsvinger overtuigend heen en weer te wiebelen en er nonchalant bij te kijken.
Een kale Hindoestaanse man met een beige leren jas staat achter zijn uitstekende buikje de straat met roze dames en rode lichtjes in te turen. Zal hij het doen? Veel twijfel. Het is druk. Kwart voor twaalf op donderdagavond. Zijn laarzen staan puntig richting de straat. Uiteindelijk loopt hij toch maar weg. Ontevreden onvoldaan. Thuis is het toch beter denkt hij misschien. Roti kip maakt zijn vrouw vast heel goed is een vette aanname.
In Rotterdam ligt een hele grote zak pepernoten in de supermarkt, maar dat blijken hydrokorrels. Iets voor plantenbakken of zo? Ik denk aan een kattenbak, maar ze liggen op de groenteafdeling. Ze zijn er wel al, pepernoten in winkels. Het is Oktober. Speciaal voor mensen die zich willen ergeren? Ik bedenk een project om met duizend man tegelijk pepernoten te gooien naar oliebollenkramen die er ook al staan. Dan wordt het toch nog gezellig.
Een wolk bij volle maan in Gent lijkt op een schaap. De naburige fanfare die oefent, piekt op het moment dat het schaap van de maan een hap neemt. Daarna is het stil. Dat is mooi.
twien