twien

brokjes wereld

Zeven sloten Er ligt een sloot om een veld, zodat men niet op het veld kan komen. Er ligt een bruggetje over de sloot, zodat mensen toch op het veld kunnen komen. Er staat een hek op de brug, zodat men niet op het veld kan komen. Aan weerszijden steekt het hek over de brug, zodat men echt niet op het veld kan komen. Niet de bedoeling. Er zit een deur in het hek, zodat mensen toch op het veld kunnen komen. Er zit een slot op de deur, waardoor men niet op het veld kan komen. Vandaag ligt er ijs op de sloot. Het veld is kaal en leeg. twien

Verbeelding Een kind van drie met een te groot blauw skipak komt aanrennen. Hij legt een twijg tussen een hut van stokken tegen een boom. Hij overlegt overtuigend onverstaanbaar met niemand.

‘Wat ben je snel’, zegt oma die puffend achter het kind aan hobbelt. ‘Hier kunnen we koken!’ Ze wijst naar een plek achter de hut. Ze praat met een naargeestig hoge toon tegen het kind, omdat het ‘zogenaamd’ is. Er wordt niet echt gekookt.

De moeder van het kind komt aangelopen met de kinderwagen. Ze geeft het kind een tak. ‘Ik wil eigenlijk een stukje verder lopen’. ‘Oké dan doen we dat’, antwoordt oma met normale stem. ‘We gaan naar de díerentuin’, zegt ze met de pijnlijke stemfrequentie tegen het kind. ‘Er zijn helemaal geen dieren in dit park’, zegt de moeder. ‘We gaan naar de díerentuin’, piept ze nog eens. M’n trommelvliezen worden onpasselijk.

Het kind is in de hut met zijn vrienden, een stel goedaardige blauwe monsters. Een universum ver van de wereld dat de oma hem door de strot probeert te duwen.

‘Even voor de goede orde’, zegt oma, ‘we zitten nú in de trein.’ Haar stem snerpt krakend door het verder verlaten park. Ze is de vleesgeworden nagels over het schoolbord.

Ik maak ninjasalto en smijt een Vikingbijl. Hij draait in slowmotion en belandt precies in de kruin van de oma. Ik frons, maak een musical gebaar met mijn hand en zing: ‘♪ Dat zal haar lé-rennn♪’.

Een ijzige stilte volgt. Het park is verandert in een gelige steppe. De moeder kijkt verbaasd naar de bloederige restanten, die helemaal niks meer zullen leren. Een kraai vliegt op met veel bombarie. Schaterlachend met een flinke echo vliegt ze met het kind mee, die inmiddels een vliegtuig is geworden.

‘Excuus’, zeg ik tegen het musicalpubliek, ‘mijn verbeelding is normaal niet zo bloederig, het was de walging van de realiteit die me een vreemde wending deed nemen. Soms is alles me wat te willekeurig.’

‘Dat kan de beste overkomen’, reageert een man met een lief spits snuitje.

twien

Nadoen Ik lees een column over tributebands. Het eindigt met: ‘Het bezoeken van een concert door een tributeband is erger dan het bijwonen van een begrafenis.’ Coverbands vermaken met hun eigen versie. Een tributeband eert een andere band door liedjes zo goed mogelijk na te spelen. Zo’n eerbetoon is in principe dus een slap aftreksel. Een tribute beter dan het origineel, dat zou wat zijn.

Sommige artiesten spelen decennia lang hun oude hits, alsof ze hun eigen tributeband zijn. Als kunstenaars werk van beroemde schilders exact namaken, dat heten ze meestervervalsers.

Nadoen is handig om te leren. Perfecte replica’s meestal wat overdreven. Vaak maken rafelrandjes de mens. Bij karaoke gaat het meer om durven. Of over strontlazarus zijn. Er zijn komieken die doen beroemde mensen na, maar die eikels doen alles voor een lach en een traan. Over Elvis gaat een verhaal dat hij meedeed aan zijn eigen lookalikewedstrijd en toen derde werd.

In het jaar dat mijn vader doodging, maakte ik grapjes met een oom. We bedachten een tv-show. Zoiets als ‘Het spijt me’, met een lachende host: Een weduwe die haar man mist, wordt verrast met een dubbelganger van de overledene.

twien

Giftshop In de giftshop van een museum bekijkt een meisje een brillenkoker met grasmotief. Ze draait ‘m om en aait ‘m. Hij is zacht. Ze heeft zelf geen bril. Ze legt hem terug op de glazen vaas met andere brillenkokers met grasmotief. De vaas is best vol en de koker glijdt er bijna af. Ze dauwt ‘m dan maar rechtop in de vaas. Een set gekleurde sponsjes om mee te kleien ernaast valt van het stapeltje.

In de shop zijn veel dingen die gemaakt zijn van iets anders dan het voorstelt. Een stuk plant om mee te schrijven. Een soeplepel is een zwaan. Er liggen eikels waarmee je kan gummen. Hoewel, misschien zijn het gewoon rubber eikels. Er valt niks te gummen, dus ze kan het niet proberen. Een ei uit een eierdoos is gemaakt van stuiterbal. Ze laat hem stuiteren. Vlak voordat hij de grond raakt bedenkt ze hoe dingen die niet rond zijn kunnen stuiteren.

twien

Gebruiksaanwijzing Je mag het zelf doen, exact op díe manier. Ikea. Op het eind blijkt het eerste piefje het laatste te moeten zijn. Uiteindelijk werkt het, maar ik hou wel wat onderdelen over.

Van gebruiksaanwijzingen word ik spontaan dyslectisch. Blij dat ‘mensen met een gebruiksaanwijzing’ niet écht een gebruiksaanwijzing hebben. Hoewel ik benieuwd zou zijn naar de mijne.

Ik ontwierp ze ooit, manuals, voor goedkope apparaatjes die moesten pairen met je device. Engels, vaag vertaald uit het Chinees, moest ik vertalen in het Nederlands. Een gebruiksaanwijzing voor gebruiksaanwijzingen was er niet.

Sensitivity just. When the unit not work, press “C” and hold on until you hear (you should loose your hands after you hear each sound).

Een avond gezellig bij vrienden thuis. We gingen ‘vrolijke’ konijnen in elkaar zetten. Lego met gebruiksaanwijzing. Allemaal exact dezelfde, bewapend met een wortel. Het waren er 300 geloof ik, het was gestoord. Iedereen deed er drie of vijf per uur. Ik deed de hele avond over één zo’n kutkonijn. Had nog wel een lompe toren gebouwd en een raar beest. Best leuk, maar dat was niet de bedoeling.

Ook met kookrecepten. Al snel zijn veel ingrediënten vervangbaar. Verhoudingen en timing neem ik met een korreltje zout. Eet ik uiteindelijk toch weer rijst met spullen. Best lekker, maar dat was niet de bedoeling.

Misschien lijk ik op m’n opa. Die fixte van alles. Zonder gebruiksaanwijzing. Het hele klokwerk van een kapot horloge uit elkaar, daarna weer in elkaar en dan deed ie het. Aan het eind hield hij altijd onderdelen over.

twien

Teefjes wentelen Buiten staat z’n elektrische fiets, met een heupachtig tasje op het stuur. Achterop onder de snelbinders nepleren wanten met bont van binnen. De fiets zou nog warm kunnen zijn, als zulke apparaten warm kunnen worden, geen idee. Binnen zit de oude man op de bank bij het raam. Hij kijkt even met zijn vlezige gezicht naar buiten als ik langsloop. Dan weer terug naar een hoek van de kamer, waardoor ik denk dat hij naar de tv kijkt. Hij zag me niet of keek dwars door me heen, zoals ook tv-beelden nietszeggend voorbij kunnen gaan. Eigenlijk swipete hij mij weg, vroeger heette dat zappen.

Misschien kijkt hij geen tv, maar naar zijn witte hondje, die ‘m op zijn beurt met twee dropjes als ogen gadeslaat. Of zijn vrouw ligt daar in haar blote billen met haar eruit, tegen de verwarming aan. Er zou zomaar een heel klein iemand met een spitse snuit kunnen staan, met een lichtgevend groen pakje aan, die er teefjes staat te wentelen. En dat ie dat altijd rond half vier ‘s middags doet. Elke dag hetzelfde liedje, maar ja, je moet wat.

twien

Mens Harry De gemiddelde ondernemer moet tienduizend euro neerleggen om te mogen aanschuiven bij Harry Mens in zijn tv-programma Business Class. Het bestaat al 26 jaar. Vandaag is er een “spiritueel coach” te gast. Huisparagnost noemt hij haar.

Ze is heel bang voor Bitcoin, maar gelooft wel in aandelen. ‘Ik kom terecht bij technische bedrijven, alsof we in een sciencefiction-achtige sfeer terechtkomen. Microsoft en Apple, daar zie ik enorm de hoogte in’. Ze raakt vaak met haar tong haar mondhoeken aan. Ze zegt ‘ik zeg altijd: het internet vind ik het allergrootste virus wat er bestaat’.

Ze noemt Harry Mens een van haar grootste goeroes. Mens reageert niet. Ze heeft ‘een visie dat Shell uit Afrika gaat’. Mens volgt haar niet meer en snijdt een ander onderwerp aan. ‘Komt Catherine Keijl nog eens aan de man?’ ‘Oh, ik heb het gevoel dat ze iemand heeft ontmoet’. ‘Nee, dat ging niet door’, zegt Mens, ‘ze is radeloos’. ‘Ze gaat een leuke man ontmoeten en die blijft!’ ‘En krijg jíj een leuke man?’, vraagt Mens. Hij denkt zelf van wel, omdat het slecht weer is en veel mannen naar de uitzending kijken. ‘En je zwarte jurkje kleedt slank af, hoor’. ‘Moet je me altijd beledigen?’ ‘Dat heb jij nodig’, zegt Mens, ‘maar je ziet er nog heel jeugdig en sprankelend uit’. ‘Wat ben je toch ‘n vreselijk mens’. Mens zegt ‘nou ik zou zeggen: bedankt zover en maak plaats voor de volgende gast’.

twien

Dierenambulance Op de hoek van de straat staat een dierenambulance. Eigenlijk een bestelbus met een logo van een rennende hond. Knipperlichten aan, niemand achter het stuur. Zou de bestuurder een snickers aan het halen zijn bij de avondwinkel op de hoek? Of is er ergens een kat met zijn schattige koppetje vast komen te zitten in een sapcentrifuge. Er loopt een slungelige Hollandse jongen met een wit t-shirt over zijn trui, de vlek op z’n shirt lijkt op het hondenlogo. Hij loopt op de ambulance af in een vlotte pas. Een 'aan het werk' drafje, geen verontrustende spoed. In de bak in zijn handen kan makkelijk een grote schildpad met kiespijn. Misschien een hagedis met staar. Een slang met een huidaandoening, niks geen tweede leven als puntschoen. Dan zie ik dat de bak half transparant is. Er zit niks in. Hooguit wat huisdierresten. Een beetje kattenbakgrind of een stukje cavia.

twien

Kauwgumvingers Een meisje in de regen trekt een stukje kauwgum uit haar hoofd en wil het in de prullenbak gooien. Het blijft aan haar vingers plakken. Als ze het er vanaf trekt, blijft het aan haar andere vingers plakken. Ze trekt haar kaugumvingers langs het randje van de prullenbak. Ook dat werkt niet en ze probeert hetzelfde langs het vreemde dakje wat veel straatprullenbakken hebben. Het dakje is handig om sigaretten op uit te drukken of om troep op te balanceren als de bak zelf vol is. De kauwgum blijft er niet aan plakken. Het valt op de grond. Ze bukt maar halverwege bedenkt ze zich. Dan loopt ze door.

twien

De ontdekking van het oneindige Toen ik jong was, dacht ik dat zeeverkenners zevenkenners waren. Ik kende zeven al toen ik zes was. De zee en ik kenden elkaar al jaren.

Toen ik een jaar of tien was, zat ik buiten op de prullenbak omhoog te staren naar de sterren. Ik dacht aan wat er is, als het heelal eindigt. Dat er daarna ‘niks’ zou moeten zijn, maar dat dat niet kan. Sindsdien neem ik niks meer serieus.

Ik heb nooit gedacht dat melk van de melkboer kwam. Wel is m’n melkbeker in de brugklas open gegaan in mijn tas. Het hele jaar zure boeken. Het was verschrikkelijk. Dat melk voor kalfjes is, leerde ik toen niet. Die pagina’s zaten zeker aan elkaar geplakt.

Rond mijn twintigste ontdekte ik dat augurken in zuur bewaarde komkommers zijn. Tegenwoordig bewaar ik jalapeño’s en bosui in azijn. Die heten daarna hetzelfde.

Met de jongen van de bakker sprak ik altijd over voetbal en het leven. Dat hij soms niet meer wist waar we het vorige keer over hadden, was wat vreemd. Pas na een tijd ontdekte ik waarom. Er waren twee verschillende bakkersjongens.

Gister ontdekte ik dat Angelique en Jacqueline niet dezelfde naam is. Op zich wist ik dat best, maar ik vond zo’n vergissing wel gezellig. Dingen niet weten is oneindig. Dat kan ik niet vaak genoeg vergeten.

twien