Camping life
Met een pak van 34 rollen tuvalet kağıdı loop ik door de Schilderswijk. ‘Nou, jij bent heel wat van plan!’, zegt de man bij de kassa van de supermarkt. Vorige week was ik nog op campings in Frankrijk, denk ik onderweg naar huis. Het verschil met hier is vooral het aantal Nederlanders.
Camping life. Waar het gebrek aan comfort avontuur genoemd kan worden. Naast de tent tussen het gras groeien de bloemen. Ik stap er met blote ogen in, een bij prikt tussen m’n tenen.
Dag mensen, ik ga kakken, denk ik, pleerol nonchalant in de hand, groet de mensen die voor hun tent zitten te gluren naar alle campingburen. Bij het loopje terug ontwijk ik zonder schaamte de blikken die mijn stoelgang kennen.
Voor twee vrouwen met een grote tent is kamperen weliswaar buiten leven; de tent geldt als hermetisch binnen. De tent moet dicht. Zoveel is duidelijk. De kaasschaaf binnen pakken is de tent openritsen, dichtritsen, de kaasschaaf pakken, de tent openritsen en weer dichtritsen. Als van een wekker wordt de camping ‘s ochtends wakker van het gerits. En ritsen gaat door, tot zonsondergang. Daar zitten de dames met hun even korte kapsel uit te buiken na hun broodje kaas van plastic bordjes. Twee klontjes suiker in de aanmaakkoffie. De honden heten Teddy en Beer en ‘doen niks hoor’.
De cultuur van het kamperen voor de lol is typisch Nederlands. ‘Ik heb het idee dat ik in Nederland op vakantie ben’, zegt m’n Vlaamse vlam. We belanden op de pizza-avond waar zij de enige niet-Nederlander is. Een volkszanger zingt er ‘de vlieger’ van Hazes en iedereen zingt mee.
Ik probeer ze te beperken, het aantal Nederlanders. Trouwens ook iets typisch Nederlands. Ik selecteer online de campings op basis van reviews. Als er Nederlanders klagen, vooral over het sanitair, dan is het goed. Kindonvriendelijk is weinig sterren, da’s ook wat rustiger. Dat is fijn. Zo lees je nog eens wat. Een stukje review van Mandy van de Berg bijvoorbeeld.
… Bij aankomst was het weer dramatisch te noemen met enorme plensbuien, met 2 kinderen na een rit van 7u wilden we natuurlijk zsm de tent hebben staan. …
Door de regen was alles 1 grote modder en klei boel geworden, door een grote boom die de zon weghield kon het ook niet drogen. …
Sanitair is verouderd en vies, het eten in het restaurant is niet lekker en het personeel weet niet wat ze aan het doen zijn. … Kortom voor ons nooit meer!!
De door die genocidale fascistische bezettingsmacht constant geterroriseerde Palestijnen lachen zich vast dood als ze het horen. Wie gaat er nou voor z’n plezier in een tent slapen? Om over het sanitair nog maar te zwijgen.
Enfin, vacances, zeg ik in camping-Frans en m’n lief lacht mij en de meeste Franssprekende Nederlanders hartstochtelijk uit. Het is “Chardonneh” en “pistolé” geen “Sjardoneej” en “pistolet”. Om over “sjuderans” nog maar te zwijgen.
Vanachter een struik die op een boom lijkt zonder stam schuurt ineens rakelings langs de camping een TGV de bocht om. Maar aan de andere kant is een fris turquoise meer tussen de bergen, zalig zonder motorboten, glijbanen en patatkramen.
Een paar jochies lachen me uit als ik niet verdekt genoeg in mijn blote kont mijn nieuwe zwembroek – roze met brillenmotief – sta aan te trekken.
Buiten het water is het te heet om te bewegen. Maar zonder zon is er geen schaduw om te schuilen, de bomen zijn m’n vrienden. En er is een briesje. Een zacht zomerbriesje.
twien