twien

brokjes wereld

Bleke banketslaaf Het is lenteweer. Het park stroomt vol met mensen met name tags van de eigenaar van hun werkdagen. Voedertijd. Ze mogen even los. Een bankje verder zit zo’n bleek kantoormens. Hij heeft een te strak lila truitje aan. Moeizaam scheurt hij zijn eten uit de plastic verpakking. Het is een gehaktstaaf in een broodje. Of een banketstaaf. Ik kan het eigenlijk niet zo goed zien. Een variant van marsepein zou ook kunnen. Hij propt het smerig en snel naar binnen.

Hij doet me denken aan Timon. Een vent die een paar weken terug in de Flixbus naast me ging zitten en zich overdreven vriendelijk aan me voorstelde. Ik begreep ’m eerst niet. Ik was ongeïnteresseerd en luisterde met oordopjes in naar een geopolitieke versie van de wereld.

..Op een bedje van demagogen dommel ik weg. Ze hebben het over the idiot, je weet wel, die oranje kankerdwaas die alles kapot maakt. Hij heeft een vrijkaartje gegeven voor etnische zuivering aan die barbaarse bombarderende apartheidsstaat. Die ranzige raszuiverende roofstaat. Die kotsmisselijkmakende kindermoordende kolonisatiemacht. Ze blijven daar doodmaken waar ze bang voor zijn, net zolang tot iedereen ze haat.

Vol nijd word ik wakker. Timon zit een mega tupperware met macaroni met tomatensaus naar binnen te schrokken. Het ziet er afschuwelijk uit. Met zijn elleboog stoot hij me bij elke hap aan. Ik wil hém graag haten in plaats van die genocidale goorlingen. Lekker makkelijk, zo’n zondebokje. Ik pak z’n vork en begin op hem in te prikken. Prik prik prik in zijn oog, auw, prik, prok, auwauw! ‘Daar had je dan eerder aan moeten denken, vuile schoft’, prik, prik! Dat werk. Ik kijk naar de bloedfontein formerly known as Timon en merk dat ik me relaxt en voldaan voel.

Daar schrik ik van. Maar dan word ik gelukkig echt wakker. Opgelucht schaterlach ik de volle bus vol. Niemand kijkt op of om. Timon ligt zachtjes te snurken. Er zit wat tomatensaus bij z’n oor…

Een paar schapenwolken drijven voor de zon. De bleke banketslaaf van het bankje verder is verdwenen. Hij zit vast veilig onder een efficiënt plafonnetje te e-mailen. Hoe zou het ondertussen met Timon zijn? Die ouwe gek.

twien

donatie

Wijngeneuzel Een hond slobbert omdat hij zonder handen drinkt. Een mens slobbert in een trui. Of met wijn. Slobberwijn. Goedkope en makkelijk te drinken wijn.

Wijn is ook een hobby. Dan gaat het niet over goedkope, makkelijk te drinken wijn, maar over smaaksensaties waar je je best voor moet doen. Een liefhebberij, meer dan drinken alleen. Het proeven. Het liefst in een kelder in een wijngebied met een nooit gebruikte houten kruiwagen met geraniums voor de deur.

‘Waarom makkelijk doen als het moeilijk kan’, zei mijn tekenlerares op de middelbare school. Waarde zit hem vaak in de tijd die je ergens voor neemt. Het wiel voor jezelf opnieuw uitvinden. Zoiets. Hordes witte welvarende pensionado’s doen het met wijn. Dat begrijp ik niet helemaal. Natuurlijk, er is gastronomie. De wetenschap van de smaak, de invloed van eten en drinken op zintuigen, de kunst van smaken combineren. Walsen doet wonderen. Maar als de proef op de som wordt genomen, is smaak vooral een momentopname.

Een Grand Cru in je eentje in een koude kelder in een industriële buitenwijk van Novosibirsk, terwijl je alleen een crackertje hebt ontbeten en net je tanden hebt gepoetst. Het proeft anders dan dezelfde wijn langs lamskoteletten van de barbecue met vrienden op een veld vol klaprozen en zoemende bijtjes, met de lentezon op je bolletje in de zoete Bourgogne.

‘Wijn is een natuurproduct’, zeggen ze, terwijl het hele proces van wijn maken gemanipuleerd is. Dranken als wijn zijn juist typische mensenproducten. Bij de commercieelste varianten wordt steeds dezelfde smaak gemaakt. Het proeven van wijn is zodanig afhankelijk van omstandigheden, dat eerder díe ervaring een natuurproduct genoemd kan worden.

Over smaak valt niet te twisten. Of misschien is dat juist wel het enige dat overblijft. Iedereen heeft zintuigen. Als mensen serieus gaan fronzen bij afgesproken termen die aan een pallet van smaken is gegeven, wordt het me al snel te zuur. Wijngeneuzel.

Robuust? Alsof je de smaak van een talentvolle bokser na een kwartiertje sparren proeft. Wijn met de smaak van kers? Wat voor kers? De zoete kers? De Burlat of de Sumgita? Of de zuurdere, zoals de Kelleriis nr.16. Vanille afdronk? Vanille uit Mexico? Of de synthetische versie die Coca Cola is gaan gebruiken, waardoor de vanillemarkt in Madagascar volledig is ingestort.

‘Het is een complexe smaak’. Ja, ingewikkeld. Het hele idee van smaken kennen, herkennen en onthouden is wetenschappelijk complex verklaard, lees ik in een wetenschappelijk tijdschrift: Naast geur kunnen factoren zoals geluid en licht onze smaak veranderen. Harde geluiden kunnen onze perceptie van zoet en zout verminderen, terwijl achtergrondmuziek en akoestiek de eetervaring beïnvloeden. Om het complexer te maken heeft alcohol bovendien ‘vergeten’ als bijwerking. Dat is vaak zelfs de bedoeling. Hoewel, bij wijn proeven moet je spugen.

En dan is er snobisme. Het cliché bij wijn. Het hoort bij de cultuur. De wijnsnob heeft een zelfbedachte superioriteit over verfijnde smaak en minacht andermans smaakpapillen. Hij pocht over kennis. Jaartallen, productieprocessen, vormen van glazen, luchtvochtigheid.

En geld. Wijn is geld. Smaak als status. Geld geldt als graadmeter, soms belangrijker dan de ervaring van de papillen. Zeldzaam is prijzig en wat de gek ervoor geeft, maar ook: hoe duurder, hoe lekkerder. Maar duur doen is goedkoop.

Het zegt allemaal weinig over wijn. Wijn is alledaags, historisch volks. Iedereen kan een wijntje lekker vinden. Een tweede smaakt naar meer. Bij de derde proef je minder.

Een restauranteigenaar en wijnkenner legde me uit dat hij juist aan zijn klanten vraagt wat ze proeven in plaats van ze te vertellen wat ze zouden moeten proeven. Zo leren hij en zijn klanten meer.

Zelf vind ik een goed glas wijn best te pruimen. Advies stel ik op prijs. Meestal slobber ik maar wat.

twien

donatie

Renfeest Lange rijen voor een snackbarkar, het standje van ‘De Softijs King’ en het bier. Veel mensen lopen kriskras over het terrein. Groepjes mensen zitten in het zonnetje in het gras natte billen te krijgen. Op de achtergrond willekeurige muziek met een flink tempo en een aardige bas. Een moeder met een bloemetjesjurk helpt haar zoontje water tappen. Sommige mensen lopen met een bosje bloemen ondersteboven. Er zijn allerlei soorten mensen, maar vrijwel alleen witte. Het lijkt op een muziekfestival zonder imago of karakter. Een onbestemde sfeer.

Overal sportpakjes. Of met een jekkertje over hun outfit. Veel hoog opgetrokken sokken en lichtgevende schoenen. Er was namelijk een loop. Een run. Een stukje marathon door de stad. Mensen die tegelijkertijd joggen, met publiek. Een soort renfeest. Sommige mensen hebben een papier met hun naam op hun buik. Manoe, Jeroen, Lisa. Die van een Wouter ligt overlopen in het gras.

Op vuilnisbakken staat de naam van een energiedrankje. Laatst hoorde ik dat er meer suiker in dat drankje zit dan in Cola. Run Rehydrate Recycle staat eronder. Het allitereert wel maar resoneert niet. Boven de prullenbakken is een netje zodat je kan mikken met je troep. We zijn immers op een sport event.

Het is een wedstrijd, maar de meesten doen mee om het meedoen. Ze hebben een prestatie geleverd en hun emoties bij de finish achtergelaten. Samen met mensen die trots op hun fitheid zijn, zitten ze nu in het gras bier te drinken. Er hangt een geforceerde ontspannen sfeer. Er komt dadelijk geen bandje en er is er ook geen geweest. Alsof je te vroeg op een feestje bent en tevergeefs op de gangmakers zit te wachten, maar dan met duizend tegelijk.

Als ik van het terrein af wil, loop ik langs hekken met spandoeken erboven met teksten als ‘3 STARTWAVE 3’ en beland in een fuik vol wc’tjes. Ik wil tussen de hekken door, maar dat werkt niet. Ik kan er een open duwen, maar besluit om om te lopen. Ik heb geen haast en geen prestatiedrang.

twien

donatie

Taakjes Haar kauwgum is zuur. Ze denkt aan de roze Hubba Bubba die ze vroeger onder schoolbankjes plakte als het rubberachtig werd. Ze kijkt naar het vakje onder de autoradio waar geen zakdoekjes liggen.

‘Multitasken kan best, gewoon dingen tegelijk doen’, zegt ze. Ze kijkt nog eens of ze de linker baan op kan en doet haar knipperlicht aan.

‘Ja, nee, echt meerdere zaken van belang tegelijk, zegt hij, dat kan niet’. Hij doet het handschoenenkastje open en begint wat te rommelen.

‘Er liggen nog dropjes’, zegt ze terwijl ze een baan opschuift. Op de radio klinkt een nummer van een Bondfilm. Ze herkent het. Wie zingt het ook al weer?

‘Het kost teveel concentratie, je kan maar één ding goed’. Er valt een cassettebandje dat hij direct oppakt. ‘Wat moet je hier mee? Je hebt alleen radio’.

O ja, denkt ze, van die jongen met z’n oubollige punkbandje. Zal ze hem bellen?

Ze geeft gas bij om een Toyota Yaris in te halen. ‘Ik ben nu toch tegelijkertijd aan het rijden en naar jouw interessante verhaal aan het luisteren?’ Met haar rechter hand gebaart ze aanhalingstekens.

‘Jawel, maar je rijdt automatisch, soort van. Je hoeft er niet veel moeite voor te doen. Met je brein.’

In haar achteruitkijkspiegel ziet ze een auto met een opvallende kleur, zelfs in de schemer. Een soort parelmoer. ‘Volgens mij is het net als met het lezen van saaie teksten’.

‘Saaie teksten?’

‘Ja, als je een saaie tekst leest, moet je je extra concentreren. Dat kan je doen door een muziekje op te zetten.’

‘Dat is toch juíst afleidend?’ Ze rijden bijna ter hoogte van de Yaris. ‘Waarom zou je trouwens een saaie tekst lezen?’ De man in de Yaris zit in z’n neus.

‘Nee, een onbeduidend muziekje. Een soort muzak.’ Het liedje op de radio is afgelopen en een DJ begint slechte grappen te maken. Ze zet de radio uit. ‘Tina Turner!’ zegt ze enthousiast.

‘Wat? Dat is toch geen muzak?’

‘Oh nee, laat maar. Je moet je hoofd vullen met iets waardoor je niet wordt afgeleid.’ Ze hebben de neuspeuteraar bijna ingehaald. Hij zit echt te graven. Smeerpijp.

‘Alsof je hoofd een emmer is die halfvol stuiterballen zit, maar dat je hem dan volpropt met sponzen.’ In haar spiegels ziet ze parelmoer best rap naderen. ‘Je kan ook proberen sneller te lezen.’

‘Euh wat!?’

‘Ja, klinkt maf. Sneller lezen kan door sneller te lezen. Je moet je dan meer concentreren waardoor er geen ruimte voor afleiding is.’ Ze kijkt nog eens naar achter. Hij houdt genoeg afstand.

‘Kijk, Saturnus!’ Hij wijst ergens hoog, rechts. ‘Tenminste, ik denk dat het Saturnus is’. Ze kijkt en ziet tussen de langsflitsende lantarenpalen een ster-achtig vlekje boven de donkere weilanden.

Ze kijkt weer op de weg. Oranje naflitsen van de lantarenpalen nog in haar ogen. ‘Naast je automatismen kan je je maar op een ding focussen’, zegt hij resoluut.

De aarde past qua volume meer dan achthonderd keer in Saturnus en Saturnus zo’n vijftienduizend keer in de zon.

‘Ik merkte het laatst toen iemand iets aan het vertellen was tijdens het wandelen. Toen het ingewikkeld werd, ging ze stilstaan’.

En de zon past anderhalf miljard keer in de grootste ster die ze ontdekt hebben. Hallucinant! De Stephenson 2-18, heet ie. Waarom onthoudt ze dit?

‘Wacht even’. Even kijken. Parelmoer begint nu te bumperkleven. Rechts kijken, over haar schouder. Knipperlicht. Ze verandert van baan. Een witte Tesla iets verderop op de meest rechter baan vertraagt abrupt. Van een aantal auto’s schieten kort wat remlichten aan, een fractie van een seconde vertraagd alles.

‘Maar het gaat toch om de intensiteit van wat je aan het doen bent en hoe bekwaam je bent?’ De parelmoer rijdt voorbij. Veel te hard.

‘Ja, wat onbewust gaat, telt denk ik niet als taak bij multitasken.

Besta je nog wel als je alleen maar dingen onbewust zou doen? Die kauwgum wordt echt irritant. ‘Al je zintuigen tegelijk geven input, je brein is superefficiënt alle impulsen aan het verwerken. Filteren wat belangrijk is. Emoties, gedachten, gevaar. Dan ben je allerlei belangrijke taakjes tegelijk aan het doen. Dat denk ik’. Ze jeukt wat achter haar oor. Had ze daar echt kriebel?

Ze drukt op een knopje in de autodeur en het raam gaat een stuk naar beneden. De binnenkomende lucht maakt het kabaal van een industriële afzuigkap. Ze schreeuwt: ‘Geef mij eens een dropje!’ Ze maakt een onhandige hoek met de kauwgum in haar linkerhand. Het blijft plakken. Haar hand iets verder uit het raam, ze kijkt even en dan weer op weg. ‘Gatverdamme!’ Ze knikkert een paar keer met haar duim en wijsvinger. Dan vliegt de kauwgum over de weg. Onder de Yaris door. Op het asfalt.

twien

donatie

Opperdepop ‘Dubai’, zegt een van m’n vrienden in een immens overdekt winkelcentrum aan de rand van de stad. Het is zaterdag, einde middag, druk. De vorige keer voelde ik me na drie kwartier in dit vacuüm leeg en neerslachtig. Maar dat was zonder geestverruimende middelen.

Alle zintuigen worden volgestouwd met de lichtjes en lokkertjes als we door het consumptieparadijs sliden. Ongevoelig voor de koopzieke sugar rush. Winkels die je overal ziet, maar ook winkels met alleen Lego of Swarovski of pindakaas. Door de overdaad zijn dingen die niet glinsteren opvallend. Een bruine kar met subtiel geurende stokjes. Minder intens dan de winkels met lichaamsverdoezelgeuren waarvan tranen in mijn ogen springen.

Een wandeling door ‘Het Eettheater – hapje, drankje, gezellig’ doet denken aan een megalomaan wegrestaurant. Zielloos. Vol zich volproppende mensen. Het ruikt er naar alles. Bij de bezoekers zie ik amper emotie. Sommigen hebben vloeibare gezichten.

Een van ons heeft sindskort de bijnaam ‘Smikkelbips’. Hij haalt een grote zak patat. Een ander is in de war, hij wil weten of dit ‘avondeten’ is. Smikkelbips besluit dit eetmoment geen specifieke naam te geven, waardoor z’n verwarring nog groter wordt. ‘Tussendoortje’, zeg ik, waarop hij nog niet helemaal gerustgesteld vraagt of we dus nog gaan eten.

De patat gaat rond en ik krijg de zak met restantjes in mijn handen. Ik heb moeite met de patat-mayonaise verhouding. Ranzige boel. De verwarde jongen is ongeduldig. Hij houdt nu ook de zak vast, zijn hand om mijn hand heen. Het voelt warm, licht invasief. We lachen. Ik hoef geen patat meer.

Smikkelbips wil een drankje. We belanden in een Sports Bar. We zijn binnen een winkelcentrum, binnen een ‘eettheater’ in een donkere zaal die een bar moet voorstellen. Het heeft een Ierse achternaam als naam. Er hangen semi-spontane foto’s van winnende sportlui in vastgeklonken lijstjes. De gang naar de wc’s is bezaaid met pooltafels waar jonge mensen hun zaterdagavond doorbrengen. Overal hangen televisieschermen met vooral pratende hoofden zonder geluid.

Waar we zitten stinkt het naar zeik dus we gaan ergens anders zitten. Daar ruikt het naar kots. Alles zit vast, zelfs de lampen zijn onderdeel van dezelfde vorm waarop we zitten. We praten over plastic. In China staan nog biljoenen kilo’s patatbakjes op ons te wachten. We gaan er mee door tot het einde. Er zitten zelfs ministukjes plastic in onze hersens. Langzaam worden we Lego.

Bijna buiten kijken we nog eens rond. ‘Dit is het’, zegt een van ons, ‘dit is waar de beschaving ons heeft gebracht. Meer is er niet. Hierna is het afgelopen. Opperdepop.’

Hij heeft gelijk, denk ik, we zijn de laatste menssoort. Buiten is het koud en donker. Er gaat alleen nog maar een tram naar Delft.

twien

donatie

De h omhoog of de h omlaag Ze vragen elkaar wel eens of iets met de h omhoog of met de h omlaag wordt geschreven. West-Vlamingen hebben een nogal zachte g in hun dialect. Dialecten worden meestal niet geschreven. Voor hen zou een Nederlands woord met een g best eens met een h geschreven kunnen zijn, of andersom. De h [haa] of de g [hee], het klinkt exact hetzelfde.

Een probeersel om de West-Vlaming een syntax error te geven. (Hardop lezen) → Hier vloog een gier die op de gok in een hok door het gaas een haas ving. En Gert het hert is de held zonder geld, hij spint garen met z’n haren.

Ik hoorde van ‘de keizer van Oostende’, hij heette Johan. Om de zachte h te compenseren sprak hij zijn naam uit als [Jogan].

De West-Vlaamse uitspraak van het Nederlandse woord ‘aanhangwagen’ vind ik fantastisch: [aá hâh oe-aa hè]. Met een [haa] en een [hee]. En de Vlaamse w klinkt een beetje als in het Surinaamse Nederlands: zoals in ‘weetje’ [oe-eetje]. In West-Vlaanderen noemt men zo’n bak met wielen trouwens een remorque.

Als Vlaamse Belgen ‘gewoon’ Nederlands spreken, wat Nederlanders vaak Vlaams of Belgisch noemen, weet ik niet waar in België ze vandaan komen. En West-Vlaams dialect klinkt voor mij alsof de klinkers van de woorden in de lucht worden gegooid en willekeurig, zoals ze neerkomen worden uitgesproken. Met hier en daar een vleugje Frans.

Over de vraag ‘waar komt de zachte g vandaan?’ hoorde ik een Nederlandse podcast. Het bleek de verkeerde vraag. De zachte g bestond al, zoals in het Duits in woorden zoals nicht en sprache. Zachtjes is de norm. We zijn natuurlijk Germanen. Mijn harde g is niet de standaard. Die g, zo was hun theorie, komt waarschijnlijk van rond Amsterdam. Daar is de taal mogelijk beïnvloed door het Jiddisch. De Jiddische taal is ook Germaans en heeft sterke invloeden van het Hebreeuws. Woorden als mesjogge, gabber en gein zijn zo in het Nederlands beland.

Hebreeuws is een Semitische taal, net als het Arabisch en dat heeft een vergelijkbaar geluid zoals in Khalid. Het Arabisch van de Moren heeft waarschijnlijk invloed gehad op het Spaans. Hun letter j of soms de g spreek je ook uit als de Hollandse g, zoals bij jalepeño of gente. In sommige Spaanstalige gebieden wordt die j toch als h uitgesproken, [halepeño] of [hente]. Eigenlijk ook een zachte g.

Maar goed [hoed], genoeg over talen die ik niet beheers.

De regio met de hardst uitgesproken g die ik ken is Den Haag. Daar kom ik vandaan. Zelfs een r verandert er wel eens in een g. Zoals in ‘prachtig’ [pgachtâg] en ‘wortel’ [wogtôw] en ‘broodje’ [pgautje]. Geinig is het woord grappig [gggappâg].

twien

[heef held]

Mensen, mensen, wat zijn er veel

Naar aanleiding van een lelijk tekeningetje met de tekst Menschen, Menschen, was gibt es viele dat ik in de jaren ’0 in Hamburg exposeerde: Een selectie van willekeurige mensen in een willekeurige volgorde.

Grote mensen met rare kapsels die kleine stapjes nemen. Mensen die met auto-correct typen en daardoor belachelijk veel woorden verkeerd schrijven. Vrienden die elkaar beertje noemen. Een vrouw die altijd na het zwemmen bij de Chinees gaat eten. Een vrouw in het bos die tegen een andere vrouw heel hard ‘ja, ja, ja, ja, ja’ zegt terwijl er eigenlijks niks te bevestigen valt. Een gast in een kribbetje. Een jongen van drieëntwintig die op ‘korte bon’ tikte, maar eigenlijk nog wilde weten hoe duur de bietjes waren. Michael Pilarczyk. Vrouwen die elke zeven seconden naar hun eigen borsten kijken. Een racist met een open ruggetje. Een zwerver die een nieuwe reet wil omdat er een gat in zit. Mensen met grote hoofden die er niks aan kunnen doen. Iemand die rock-‘n-roll architect wordt genoemd, voor wie ‘zelfreflectie’ geen vies woord meer is. Een treinmachinist die chips zit te eten in Etten Leur. Een volwassen vent die op witte sokken een glijbaan oprent. Twee sportpresentators die beide iets weghebben van een zitzak. Duitsers. Meisjes met lang haar die thuis een goudvis hebben. Een frisse jongen met blonde krulletjes. Een hele berg neukende mensen die alles normaal vindt. Een meisje dat zichzelf steeds moet herinneren dat de subtiele details die ze ziet in het dagelijks leven, álles de moeite waard kunnen maken. Hordes jongens met vieze sokken onder hun bed. Een witte man met een crossfietsje. Een vermaarde pornoster naar wie een appgroep is genoemd, die niemand meer gebruikt. Een dikke vrouw met uitpuilende ogen die magistraal piano speelt. Een oorlogsmisdadiger die denkt dat het wel meevalt. Zeventien hele kleine mensen met groene kleren aan, die niks ophebben met Ierland. Mensen die hard werken en er dood aan gaan. Een zwarte man in de VS die geen *Afro American* is omdat hij uit Breda komt. Een kalende historicus die vindt dat rijke mensen meer belasting moeten betalen, terwijl het geld wordt verkwanseld aan slagroomtaarten en limonadezwembaden voor de koning. Een imperialist die het moorden van andere etniciteiten beu is. Een volwassen vent met een petje achterstevoren op zijn hoofd die het raar vindt dat hij niet serieus genomen wordt. Mensen die een azerty toetsenbord prefereren. Een dikke vent met een te grote winterjas die iets met bladerdeeg in zijn mondgat propt wiens Thaise vrouw naast hem zittend ziels ongelukkig kijkt. Een inheems jongetje van nul. Jongens die graag After Eight eten. Een brandweervrouw met souplesse. Een lange jongen die al zijn hele leven elk jaar voor moederdag een vaas koopt bij de Blokker. Pubers die ruiken naar Doppeldouche. Een jongen met een bril die gek is op borrelnootjes. Een ex-militair die alles weet van spreeuwen. Een man die het liefst naar Hongarije zou vluchten als Nederland overstroomt omdat ze daar tegen buitenlanders zijn. Twee mensen die zich vrouw noch man voelen en zich niet uitlaten over hun seksuele voorkeur, omdat niemand dat wat aangaat. Een charmante miljardair uit Singapore wiens ogen relatief dicht bij elkaar staan. Een man die zijn vrienden elke dag een verhaaltje vertelt over zielige varkentjes met bloederige details. Een enorme vrouw die op vis kauwt alsof het kauwgom is. Mensen die pagina’s van boeken omslaan en dat filmen en op sociale media zetten. Mensen die dingen doen die niet mogen en dan ‘ja dahag!’ zeggen. Een jongen met een witte broek, waar niks mis mee is, althans dat leek zo op het eerste gezicht. Een meisje dat denkt dat zeepaardjes alleen mythische figuren zijn. Een jongen die vraagt waarom een groep mensen geen eigen land mag hebben, terwijl ze er al 76 jaar een bezetten, maar wat vanwege een etnische zuivering op de lokale bevolking wat moeizaam verloopt. Een kwal van een vent, volgens z’n onderbuurvrouw. Iemand uit Scheveningen die geen vis lust. Een transseksueel die graag koekjes bakt. Een meisje dat gek is op mensen met parate kennis. Een ander meisje uit Nulde. Politiemensen die de openbare orde verstoren. Een politica met een puntneus. Mannen die het liefst in lianen hangen. Een depressieve clown die aardig fagot kan spelen. Een Skandinaviër met haar op z’n rug. Een carrièretijger in een kantoortuin. Een wapenhandelaar die dagenlang naar zijn fontein zit te staren. Mensen die te weinig knipperen met hun ogen, maar geen junk zijn. Een kunstschilder die een patatje zit te eten. Drie vrouwen die toevallig in de keuken staan. Een oudere vrouw met een wat gelige huid die lijkt op Wim de Bie. Mensen die de letter R niet goed kunnen uitspreken. Een dove man met een stofzuiger met oogjes. Gezonde hardwerkende jongens met een ‘voor wat hoort wat’ mentaliteit. Italianen met bodywarmers op het strand in Augustus. Een kleine man die koolvis met warme wortels eet. Een Belg die graag zijn gras maait. Een Chinees met roze getinte glazen in zijn bril, wiens bakkebaarden waaien in de wind. Een Nederlandse vrouw met een appel met een hap eruit. Een man die soms naar honden zwaait. Een kunstenares met piepkleine oogjes die iedereen de les leest. Twee podiumbeesten die miemend de bloemetjes buiten zetten. Een persoon die Brinta eet in de schemering en straks een marathon gaat lopen. Een inwoner van Purmerend met een vreselijke ziekte. Een Portugees die in Sliedrecht iemand aanziet voor z’n neef. Een aardige man die per ongeluk iets in zijn anus heeft gestopt en nu naar het ziekenhuis moet. Een bolle jonge jongen met een sik en een koltrui. Een vent die op zijn knieën uit zijn zolderraam wil pissen maar zich bedenkt en als hij opstaat keihard zijn kop stoot.

Mensen, mensen, wat zijn er veel 2

twien

GEEF GELD

Ik zeg poep, zeg ik Een vrouw met witte dreads aan haar hoofd rent mijn richting op. Althans, ze maakt een rennende beweging, ze is eigenlijk vrij traag. Suggestieve haast. Ze heeft een zakje in haar hand en heeft het vast alsof er iets smerigs in zit. Als dat maar geen vies verhaal wordt.

Om de hoek staat een prullenbak waar ze het zakje in gooit. Ze kijkt me even aan en begint terug te bewegen. ‘Poep?’, vraag ik. Ze kijkt op. ‘Ik zeg poep, zeg ik’. Waarom ik twee keer zeg dat ik het zeg, weet ik niet. Waarom ik überhaupt ‘poep’ zeg tegen een vrouw die ik niet ken, zou me meer moeten verbazen. De vrouw reageert niet en haast zich langzaam verder.

Ik denk aan toen ik met een vriend en zijn honden in het bos was. Zijn grootste hond had net gepoept en hij liep met de kak in een zak. Niet zo’n klein groen hondenkakzakje, dat je vaak gevuld naast prullenbakken ziet liggen, maar een pedaalemmerzak vol. Het was veel en zo rook het ook. Stront. In het bos stonden nauwelijks prullenbakken. Daar liepen we dan. De lucht was niet te harden.

De vrouw gaat in haar auto zitten terwijl ze haar handen omhoog houdt, zoals mensen doen als ze vieze handen hebben. Ze veegt ze schoon aan een servetje waar al een vetvlek op zit. Geen hond te bekennen. Misschien waren het gewoon eetrestanten of iets plakkerigs.

Ik realiseer me nog eens dat ik twee keer poep zei tegen een onbekende vrouw.

twien

Wegens 'succes' is de Nu Tijdelijk Gratis Reclame Bonus Actie van Zwarte Vrijdag verlengd: GEEF GELD

Eigen baas In de Schilderswijk, in een straat waar Tabakshop De Koning en The Koning Tabakshop praktisch naast elkaar zitten, zit een supermarkt waar ik vaker kom. Er zijn geen afgezaagde vrolijke radiodeuntjes te horen, of promostemmen die de initialen van de Führer herhalen. Ik haal er m’n pleerollen. Vorige keer een pak van 32 van het merk Magic Touch. Ze staan achterin op pallets onder tl-buizen. Er is hier geen sfeerlicht, maar gewoon, licht. Ze hebben er vlezige zoutjes en rubberachtige koekjes. Maar ook verse groenten en een slager waar vlees nog van geslacht beest is gemaakt. Dadels uit Iraq en immens veel bonen uit blik, zoals tuinbonen, uit Libanon, Syrië, Jordanië en Egypte.

‘Zo, je helpt me de hele winkel door’, zeg ik. De man die net de tweede kassa opent, hielp me even ervoor ook bij de slager. ‘Ja, ik moet alles doen’. ‘Van m’n baas’, zegt hij er achter aan. Het is redelijk druk vandaag. ‘Hij is echt een klootzak, m’n baas’, zegt hij slinks en glimlacht. ‘Ah ik dacht dat jíj de baas was’, zeg ik. ‘Ja, dat klopt’. Hij lacht. Een vrouw met rooie krullen achter me in de rij zegt: ‘Dat zegt mijn man ook altijd, hij is ook eigen baas’. Als ik heb betaald, wens ik ‘m succes en knik naar de vrouw. ‘En de groeten aan je baas’. De man lacht, ‘zal ik doen’. ‘Dat zegt m’n man ook altijd’, zegt de vrouw weer, ‘dat hij hard moet werken van de baas, hij is ook eigen baas’.

twien

Wegens 'succes' is de Nu Tijdelijk Gratis Reclame Bonus Actie van Zwarte Vrijdag verlengd:
→→ GEEF GELD!←←

Vermoorde madeliefjes Een trekker van staatsbosbeheer is bezig de madeliefjes op een veldje te vermoorden.

‘Daar wil je als singer-songwriter ook niet dood gevonden worden’, zegt een man met een pens die als een basketbal onder zijn borstkas lijkt geplakt. Hij staat na een fikse wandeling naar het half gemaaide veldje te hijgen, z’n handen achterin z’n zij. Hij is blij dat hij geen singer-songwriter is geworden. Anders had hij vast een naargeestig liedje moeten bedenken over dit verschrikkelijke veld vol vermoorde madeliefjes.

Hoezo een singer-songwriter?, vraagt een antropologe zich af, als ze hem met vlotte pas passeert. Ze is afgeleid van haar gedachten over de tot nog toe oudste mensentekeningen ooit gevonden, die zo’n 51.000 jaar geleden ergens in Indonesië zijn gemaakt. Wat een maffe uitdrukking eigenlijk, denkt ze. Wie wil er überhaupt dood gevonden worden? En wat een indrukwekkende buik! Maar dat terzijde, denkt ze ook nog. Ze is blij dat ze haar gedachten niet hardop uitsprak, anders werd ze vast van fatshaming beticht.

De man met de indrukwekkende buik kijkt verschrikt op als hij merkt dat iemand vlak langs hem loopt. Hij dacht dat niemand hem kon horen.

‘Tja, wie wil er nog dood gevonden worden tegenwoordig’, treurt een doorgaans vals zingende singer-songwriter die als bijbaan bij staatsbosbeheer op een trekker madeliefjes vermoordt. Hij is wel blij dat hij kan genieten van de geur van pas vermoorde madeliefjes.

twien