twien

brokjes wereld

Het geluid van een olifant in de verte Elke keer als ik ademhaal, hoor ik het geluid van een olifant in de verte. Ik vind het irritant maar ook wel grappig. Snotneus. We lachen. Ik hou m’n adem in en samen luisteren we naar buiten.

Een kledder water wordt ergens in de straat gegooid en maakt door de hoeveelheid sop een plakkerig geluid.

Er klinken dance classics uit de jaren tachtig, ♪ foot~steps on the dance~floor, remind, me, baby, of you! ♪ .

Het is een grijze vrijdagochtend, een Merel zingt er dwars doorheen. We hebben het in bed over rijst met spullen of wat we anders vanavond zouden kunnen eten.

‘Was dat met mij?’, vraagt ze glunderend als ik de vorige zin voorlees. ‘Ja natuurlijk, met wie praat ik anders in bed over rijst met spullen.’

Womack & Womack’, zeg ik daarna. Altijd leuk om kennis te delen. Maar ik twijfel meteen. Het is helemaal niet altijd leuk om kennis te delen. Wat een onzin.

Intussen is een ander nummer begonnen. Gelukkig denken we samen aan tempeh en trassie en boemboe en choy sam en sambal brandal. En rooie puntpaprika’s. Die heb ik nog liggen. Het is een mooie dag.

ce~le~brate~to~nite~comone YA~HOO!

twien

Zwarte vrijdag Black friday. Het werd in een journaal genoemd in een rijtje met nieuwe feestdagen zoals Thanksgiving en Halloween. Overigens zijn dat oude feestdagen, gestolen uit andere culturen. Wat op zich goed past bij onze cultuur.

Veel traditionele details van feestdagen zijn best wazig. Zoeken naar geverfde eieren? Een chocolade haas? Een stervende boom in huis met glimmende ballen en een piek? Een oude viespeuk verkleed als bisschop, die lijkt te doen aan slavernij en leert aan kinderen dat ze hebberig moeten zijn? Optochten met praalwagens en boten vol verklede mensen? En wie de fuck is Valentijn?

Blauwe maandag, witte kerst, goede vrijdag, witte donderdag, roze zaterdag. En nu dus zwarte vrijdag, het duurt soms een week. Het klinkt sinister. En dat is het ook. Dwaze dagen waar niks anders wordt gevierd dan het kopen zelf.

Geen boom, geen roos, geen pepernoten. Geen sexy pakjes of vreetfestijnen, die allemaal nog proberen bij te dragen aan een gezellig samenzijn.

Nee, dit feest, deze uitverkoop om de uitverkoop, is alleen om de munten, de pieken, de pegels, de procenten. Kortingen op voor de gelegenheid verzonnen bedragen. Om vervolgens van de niet bestaande besparingen nog meer spulletjes te kunnen kopen. Het is het feest van het kopen van kadootjes voor andere feesten en niet te vergeten voor onszelf. Dat hebben we wel verdiend, na al dat harde werken voor de baas z’n winst.

We vieren op deze dag eigenlijk de nutteloosheid van het bestaan van de haastige vadsige inhalige roofbouwplegende mensen die we zijn.

Alsof je iemand vermanend bewust laat worden dat bewustwording geen zin heeft. Alsof je het klimaatprobleem gaat oplossen door Shell z’n gang te laten gaan. Alsof je polaristatie wil tegengaan door te polariseren.

De status quo is een planetaire plundering die al een aantal eeuwen bezig is en we noemen het ‘succes’. We eten alles op, we gaan eraan. En zelfs dát kunnen we als concept verkopen¹.

Ik wens u een zwarte vrijdag en alle dagen feest, maar bovenal veel liefde.

¹Speciaal vanwege zwarte vrijdag kun je me GRATIS financieel steunen:
→→ Geef geld!←←

twien

Zwarte leren jassen In de supermarkt staan twee bonkige Bulgaarse kerels met zwarte leren jassen bij de taartjes. Ze wijzen naar de appelkruimel en de boterkoek en praten vrij luid. Ze proberen elkaar te overtuigen.

Ik was een keer in Bulgarije. In Sofia. Een vleugel van een gigantisch ex-communistisch overheidsgebouw deed dienst als winkel van alleen maar leren jassen. Voornamelijk zwart. De meeste Bulgaarse mannen droegen ook een zwarte leren jas. Het leek wel of iedere jongen daar zo’n jas krijgt voor zijn achttiende verjaardag.

Even later zitten de twee mannen in het zonnetje op een bankje tussen het winkelend rumoer. Ze hebben gekozen voor een doos met twee Bossche bollen en zitten weergaloos te smullen.

twien

Zeehond ‘Kijk! Een joekel!’ zegt iemand. Fiks beest inderdaad. Terwijl de zon onder gaat en de zee in alle kleuren rood, goud en blauw verandert, kijkt een Zeehond ook naar ons. Grote ogen. ‘Net zo nieuwsgierig als wij’, zeg ik. ‘Maar wij weten alles al over hem’, zegt iemand anders.

Hij weet niet dat we hem Zeehond noemen. Wij mensen hebben hem helemaal door, uitgepluisd, gerangschikt. Hij is vernoemd naar z’n leefomgeving en onze trouwe viervoeter. Waarschijnlijk door zijn aandoenlijke snuit.

We vinden ’m lief en lachen om ‘m omdat ie geen benen heeft. We trekken hem aan, sluiten ’m op, leren ’m mensenkunstjes. We maken plaatjes van hem met een bal op z’n neus en printen dat op pakjes drugs. En hier zwemt ie dan. Vrij. Een joekel.

Ze zwemmen zo snel als een fatbike driedimensionaal door de wereld van de zee. Voor hem is het normaal om te wonen waar je geen adem kan halen. Ze hebben snorharen die trillingen registreren en ogen met stereoscopisch zicht, waardoor ze boven én onderwater, zelfs in troebele zee, goed kunnen zien. Ze eten Haring en Makreel, Inktvis en soms Meeuw. Tegen de kou hebben ze tien centimeter aan lagen onderhuids vet, dat noemen we blubber. Vroeger waren het landzoogdieren maar ze zijn in miljoenen jaren tot halve waterdieren geëvolueerd. Hun poten zijn vinnen geworden, achter vormen ze een staart. Het zijn hydro-dynamische semi-aquatische zoogdieren. Mensenweetjes.

Hoe voel je je nou écht? zou ik willen vragen. Wat gaat er door je heen, behalve Hollandse nieuwe en soms een Meeuw zonder ravigottensaus. En weet je waar je naar toe gaat? Of denk je alleen aan waar je vandaan komt? Misschien is ie gewoon aan het zijn, net als wij, hier, nu, bij de rood-goud-koper-blauwe zee waarin de zon net onderging.

Het beest heeft weinig van ons soort weetjes nodig om te bestaan of voor z’n voortbestaan. Hij hoeft niet te weten wat minuten zijn om te weten dat hij twintig minuten onder water kan. Dat het zee heet weet ie niet, wát de zee is weet hij wel.

Hij komt nog eens boven, bekijkt twee Paarden die langs ons in galop twee paardenmeisjes brengen waar ze willen. Dan verdwijnen we in het ondergaande land.

twien

Zombies en scheurgras In een weiland in Frankrijk kijk ik naar een Koe. Ze stopt met kauwen. Een licht melkachtig laagje over haar ogen, het heeft iets zombie-achtigs. Vliegen in d’r oog. En op haar rug, precies tot waar haar staart ze niet kan wegslaan. Kan de Koe niet met betere wimpers en langere staart gefokt worden?

Het kauwen gaat door. Gras wordt melk of vlees of leer, het is een levende machine. Sinds tienduizend jaar gedomesticeerd. Productie als graadmeter voor het fokproces, al wordt er gesleuteld aan een milieuvriendelijker variant. Emoties zijn misschien wel weggefokt. Afgestompt. Opgefokt. Misschien waren oerkoeien reuze gezellig.

Misschien wil ik te veel menselijke trekken zien. Zoals een Kraai die checkt of ik wat te eten heb. Een Hond die gedag zegt. (’Oh dag hoor, ik zeik even tegen je deur, dus woeh! woeh! ja’). Of een Eend met een hoed en een pakhuis vol geld.

Ik hoorde dat er knuffelsessies zijn met Koeien, maar las ook dat ze niet van knuffelen houden. Vast een zweverige mensontstressmethode, een alternatieve functie voor de Koe voor een boer met kiespijn. Lachende Koeien bestaan niet.

Vorig jaar op de Veluwe. In de schemer in het veld sta ik naast twee ecologen en een spoorzoeker. We bekijken een aantal Wisenten. Ze kijken ook naar ons. De Wisent is de Europese Bizon. Ze zien er van een afstand exotisch uit. Groot, gespierd, wollig, redelijk gestroomlijnd, een hoge rug en een grote kop. Ik hoor alleen het eten van gras. Scheurend gras, zompig. Een geluid om bij in slaap te vallen.

De Wisent is in dit landschap gezet om de biodiversiteit in het gebied te verhogen, vertelt een van de ecologen. ‘Er zijn instanties en boeren die de Wisent willen oormerken, waarmee hij technisch gezien tot vee gemaakt wordt. Zo wordt de natuur platgeslagen tot landbouw’.

Dat doet pijn: platgeslagen natuur. Het is misschien de achterachternicht van de Wisent, maar degraderen tot het niveau van een machine voor cheeseburgers of la vache qui rit, dat klinkt ziek. De Wisent, het grootste, zwaarste landdier van Europa, hoort in een rijtje met de Beer, de Lynx en de Wolf.

In Nederland hebben uiers nog steeds Koeien nodig. Ongeveer een vijfde van het land is ‘grasfalt’. Voor Koeien optimaal gemanipuleerd grasland, maar totaal niet divers. Een Hommel schijnt een vlucht over zo’n weiland niet altijd te overleven.

Bizons grazen periodiek een stuk grasland af wat daarna sneller gaat groeien. Er is zelfs ontdekt dat enzymen in hun speeksel de groei van gras stimuleert. Ik lees ‘Braiding Sweetgrass’ van inheems Amerikaanse ecoloog Robin Wall Kimmerer. ‘Gras geeft iets aan Bizons en Bizons geven iets aan gras. Het systeem is mooi in evenwicht (..).’ ‘Wij zijn niet meer of minder dan de Bizon, en we zijn onderhevig aan dezelfde wetten van de natuur.’ Een waarheid als een Koe.

...

‘We verkeren in oorlog met de natuur. Als we winnen, zijn we verloren.’ — H. Reeves

twien

Camping life Met een pak van 34 rollen tuvalet kağıdı loop ik door de Schilderswijk. ‘Nou, jij bent heel wat van plan!’, zegt de man bij de kassa van de supermarkt. Vorige week was ik nog op campings in Frankrijk, denk ik onderweg naar huis. Het verschil met hier is vooral het aantal Nederlanders.

Camping life. Waar het gebrek aan comfort avontuur genoemd kan worden. Naast de tent tussen het gras groeien de bloemen. Ik stap er met blote ogen in, een bij prikt tussen m’n tenen.

Dag mensen, ik ga kakken, denk ik, pleerol nonchalant in de hand, groet de mensen die voor hun tent zitten te gluren naar alle campingburen. Bij het loopje terug ontwijk ik zonder schaamte de blikken die mijn stoelgang kennen.

Voor twee vrouwen met een grote tent is kamperen weliswaar buiten leven; de tent geldt als hermetisch binnen. De tent moet dicht. Zoveel is duidelijk. De kaasschaaf binnen pakken is de tent openritsen, dichtritsen, de kaasschaaf pakken, de tent openritsen en weer dichtritsen. Als van een wekker wordt de camping ‘s ochtends wakker van het gerits. En ritsen gaat door, tot zonsondergang. Daar zitten de dames met hun even korte kapsel uit te buiken na hun broodje kaas van plastic bordjes. Twee klontjes suiker in de aanmaakkoffie. De honden heten Teddy en Beer en ‘doen niks hoor’.

De cultuur van het kamperen voor de lol is typisch Nederlands. ‘Ik heb het idee dat ik in Nederland op vakantie ben’, zegt m’n Vlaamse vlam. We belanden op de pizza-avond waar zij de enige niet-Nederlander is. Een volkszanger zingt er ‘de vlieger’ van Hazes en iedereen zingt mee.

Ik probeer ze te beperken, het aantal Nederlanders. Trouwens ook iets typisch Nederlands. Ik selecteer online de campings op basis van reviews. Als er Nederlanders klagen, vooral over het sanitair, dan is het goed. Kindonvriendelijk is weinig sterren, da’s ook wat rustiger. Dat is fijn. Zo lees je nog eens wat. Een stukje review van Mandy van de Berg bijvoorbeeld.

Bij aankomst was het weer dramatisch te noemen met enorme plensbuien, met 2 kinderen na een rit van 7u wilden we natuurlijk zsm de tent hebben staan. … Door de regen was alles 1 grote modder en klei boel geworden, door een grote boom die de zon weghield kon het ook niet drogen.Sanitair is verouderd en vies, het eten in het restaurant is niet lekker en het personeel weet niet wat ze aan het doen zijn.Kortom voor ons nooit meer!!

De door die genocidale fascistische bezettingsmacht constant geterroriseerde Palestijnen lachen zich vast dood als ze het horen. Wie gaat er nou voor z’n plezier in een tent slapen? Om over het sanitair nog maar te zwijgen.

Enfin, vacances, zeg ik in camping-Frans en m’n lief lacht mij en de meeste Franssprekende Nederlanders hartstochtelijk uit. Het is “Chardonneh” en “pistolé” geen “Sjardoneej” en “pistolet”. Om over “sjuderans” nog maar te zwijgen.

Vanachter een struik die op een boom lijkt zonder stam schuurt ineens rakelings langs de camping een TGV de bocht om. Maar aan de andere kant is een fris turquoise meer tussen de bergen, zalig zonder motorboten, glijbanen en patatkramen.

Een paar jochies lachen me uit als ik niet verdekt genoeg in mijn blote kont mijn nieuwe zwembroek – roze met brillenmotief – sta aan te trekken.

Buiten het water is het te heet om te bewegen. Maar zonder zon is er geen schaduw om te schuilen, de bomen zijn m’n vrienden. En er is een briesje. Een zacht zomerbriesje.

twien

Restjes Roemeense ledematen Vaak zijn het mensen uit Roemenië. Gezien hun situatie vast te begrijpen dat ze dit beroep hebben. Ze hebben ijzer en ander materiaal meegenomen. Gereedschap en ander waardevols lieten ze vreemd genoeg liggen. Er is vooral schade aan de deuren. Het gebeurt vaker als de noorderlingen niet in hun huis in het zoete Frankrijk wonen. Inbrekers hebben alle tijd.

We bedenken boobytraps voor een volgende keer. Overal bananenschillen neerleggen en vragen of de buren ze soms komen verversen. Een toeter zodat het hele dal wakker wordt, met een sensor, hoewel die misschien al afgaat als er een muis langs huppelt. Een kuil met bladeren erover met puntige bamboe spijlen erin. Ik ken iemand die een speerval heeft.

Het schijnt dat je aansprakelijk bent voor ongelukken in je huis, zelfs voor jatmozen. Dat je in je huis komt en er restjes Roemeense ledematen liggen waar je dan ook nog voor moet gaan betalen.

Een stalen trap leidt tot een een platformpje voor de ingang van de bovenverdieping van de oude stal. De vloer van het platformpje kan er makkelijk tijdelijk van worden losgemaakt, zo kunnen ze niet bij de deur. Voor de duidelijkheid zal er een briefje bij moeten.

Beste dief. Mocht u in het donker te werk gaan, alstublieft boven oppassen, u kunt vallen en uw nek breken en dat wil natuurlijk niemand.

twien

Pas maar op ‘PAS OP! Kite-surfers’, staat op een verkeersbord op het strand. Kite-surfers vliegen over de zee met een gigantische vlieger die ze moeten oppompen voor gebruik. Ze dragen een pak met een harnas en een helm. Die zweefridders zouden juist moeten oppassen voor de badende menssoort. Zeemeerminnen kunnen zich op tijd uit de voeten maken, maar de traagbadende variant?

Ik denk aan een Suske-en-Wiske-grap die ik leuk vond toen ik klein was. Een bord langs de autoweg met de waarschuwing ‘Pas op de kinderen! Ze kunnen bijten.’

Op het fietspad zou ook een waarschuwing gepast zijn: ‘Pas op! Wielrenners! Ze denken dat snelheid voorrang heeft en vertonen daarom asociaal gedrag.’

Of een bord in Palestina: ‘Pas op! Kolonisten! Ze zullen u afjagen en doodmaken, omdat ze vinden dat hun menssoort meer recht heeft op de grond waar u al eeuwen leeft.’

Bij veel reclames zou het verplicht moeten zijn: ‘Pas op! Verlakkerij! Multinationals plegen winstmaximalisatie. De gevolgen van consumptie —van obesitas tot klimaatverandering— zorgen voor het uitroeien van de mens.’

Dat soort mensen gaat uiteindelijk over lijken. ‘Pas maar op, voor je het weet ben je er zelf een!’ mansplain ik tegen niemand en baad nog eens pootje in de verfrissende zee.

twien

Nijlpaardkoppig speelgoed ‘Deze is van mij’, zegt een meisje met roze vlindertjes in haar vlechtjes. Ze houdt een blauw plastic ding met een nijlpaardkop omhoog. ‘Die heb je thuis ook’, zegt haar moeder terwijl ze boodschappen op de band zet. ‘Ja’, zegt het meisje, ‘deze is van mij’. Ze legt ’m in het karretje. ‘Neehee’, zegt haar moeder, ‘die heb je al. Wil je een ander? Die giraf misschien?’ Het meisje laat zich niet van de wijs brengen en zegt: ‘deze!’ Haar moeder legt het ding resoluut terug.

Op weg naar huis is het meisje beteuterd, maar thuis pakt ze haar nijlpaardspeelgoed en zegt blij: ‘kijk!’ Zie je wel, lijkt ze te willen zeggen, mijn spullen kunnen zich nou eenmaal op twee plekken tegelijkertijd bevinden.

De vreemde gedachte dat het anders zou zijn, zal pas veranderen als ze ze alle twee naast elkaar ziet. Of misschien zijn dezelfde blauwe stukken plastic naast elkaar een bewijs dat nijlpaardkoppig speelgoed van haar is. In ieder geval kunnen ze dan samen spelen.

twien

Weet jij de bezem ‘Weet jij de bezem?’, zei de werkster. Op je hoofd, dacht ik dan. Een enorme vrouw met een vlijmscherp zilveren kapsel en een groot hoofd met een dikke kin. Een parodie op Wim de Bie. Ze kwam vroeger een periode elke donderdagochtend bij m’n ouders. Haar stemgeluid denderde hard en onbegrijpelijk door het hele huis.

Ze legde de twee kleuren kleedjes in de badkamer altijd andersom terug. Hetzelfde deed ze met de Balinese siereenden in de vensterbank. Waarschijnlijk om te bewijzen dat ze daar haar werk had gedaan. Ze stoomde stiekem postzegels van net op de mat gevallen brieven, want die spaarde ze, en na een vakantietripje liet ze ongevraagd fotoplakboeken vol met zelfs suikerzakjes zien. Het huis rook naar Andy en Glorix als ze was geweest, maar schoonmaken deed ze niet zo best.

In dezelfde periode stond de pianostemmer eens in de zoveel tijd voor de deur. ‘De pianostemmer’, zei hij dan trots en resoluut met een dikke bril op zijn blotebillengezicht, zijn bruine pianostemgereedschapstas in de hand. Hij zei z’n beroep altijd op ‘n manier waardoor ik dacht in een woordenspel verzeild te zijn geraakt, ‘de pianostemmer’. Gevolgd door een vragende stilte. Alsof het mijn beurt was voor een woord.

‘De bezem!’ antwoordde ik een keer enthousiast. Ik dacht leuk, een complot, maar de blote billen begrepen me niet. Die waren er nooit op donderdagochtend.

twien