Teefjes wentelen Buiten staat z’n elektrische fiets, met een heupachtig tasje op het stuur. Achterop onder de snelbinders nepleren wanten met bont van binnen. De fiets zou nog warm kunnen zijn, als zulke apparaten warm kunnen worden, geen idee. Binnen zit de oude man op de bank bij het raam. Hij kijkt even met zijn vlezige gezicht naar buiten als ik langsloop. Dan weer terug naar een hoek van de kamer, waardoor ik denk dat hij naar de tv kijkt. Hij zag me niet of keek dwars door me heen, zoals ook tv-beelden nietszeggend voorbij kunnen gaan. Eigenlijk swipete hij mij weg, vroeger heette dat zappen.
Misschien kijkt hij geen tv, maar naar zijn witte hondje, die ‘m op zijn beurt met twee dropjes als ogen gadeslaat. Of zijn vrouw ligt daar in haar blote billen met haar eruit, tegen de verwarming aan. Er zou zomaar een heel klein iemand met een spitse snuit kunnen staan, met een lichtgevend groen pakje aan, die er teefjes staat te wentelen. En dat ie dat altijd rond half vier ‘s middags doet. Elke dag hetzelfde liedje, maar ja, je moet wat.