twien

brokjes wereld

Broodje loempia Een Braziliaan in Nederland dacht: Ik neem typisch Nederlands een broodje loempia. Het smaakte hem niet zo geweldig, dus wat dat betreft klopt het wel.

Die kleffe puntjes zijn om iets vast te houden heb ik het idee. Omdat het te heet is of te vet. Broodje bal, broodje haring, broodje kroket. Een soort servet die je kan opeten. Een broodje kaassoufflé is ook zoiets. Een kaassoufflé is een mislukte loempia gevuld met kokendhete kaassaus.

Laatst was ik in een pannenkoekenboerderij. Ze kweken geen pannenkoeken of zo, het was vróeger een boerderij. Dat is te zien aan de roodwit geblokte details en de boerenzakdoek om de lamp. Op het menu staan ook de Hongaarse pannenkoek met goulashsaus en diverse pizzapannenkoeken. Pannenkoek ‘Noordzee’ met vis bijvoorbeeld. Pizza’s met een pannenkoek als bodem.

Ik ontdek een recept van de “oer-Hollandse” pannenkoekkroket. “De pannenkoekkroket of kroketpannenkoek is lekker krokant vanbuiten en een echte pannenkoek vanbinnen”. Een broodje pannenkoek—met pizzashoarma—kroket. Met ravigottesaus. Lekker met een bakkie thee met koffiesmaak.

twien

Superpower Ik zie een deur in de gang op een kier en zeg ‘Pob bop’. Het geluid, als in een stripverhaal, van de deur door de tocht tegen de deurpost.

Gehorige gedachtegangen.

Een van de keukenkastjes maakt, als ’ie dichtvalt, een geluid dat me doet denken aan het bombastische blikkerige begin van een liedje van Moderat.

Twee jaar geleden werd m’n gehoor gecheckt. Ik bleek normaal gehoor te hebben, maar dan voor iemand van twintig. Een superpower! dacht ik, maar kan er geen reet mee. Bovendien ben ik zo iemand die gevoelig is voor ‘geluidjes’.

Het lawaai van een broek tijdens een stille wandeling in de natuur. De afzuigkap van de buren. Een piep in mijn neus. Mensen die door hun tanden ademen. Brommers, bladblazers en Americans. Wielrenners en aannemers. Reclames en hele radiozenders. Het oorverdovende niks met oordopjes in. Ruimtes vol mensen van vijf. Meeuwen en Meatloaf.

Martelwerktuigen. Alsof je de reuk van een hond hebt, maar nog wel de mensenperceptie van stront.

Hoewel, honden ruiken duizenden keren beter. En ze ruiken driedimensionaal. Alsof je kan ruiken dat Bertje bij de bovenburen zit te kakken dwars door de snackbar om de hoek.

twien

Belgisch verhaal Lijkt net een plek die ik herken uit een boek dat zich in België afspeelt. Oostende. Althans, ik had bedacht dat het er zo uitzag, zo gaat dat met lezen.

Een reeks grootse witte gebouwen met veel glas weerkaatsen belachelijk subtropisch zonlicht voor de kou van het jaar. Een spermacelvormige vijver kronkelt onnatuurlijk tussen de wijde paden beneden de gebouwen. Er zitten veel eenden en meerkoeten, maar twee aalscholvers hebben de hele oever ondergekakt.

Op één hoog op een driehoekig terras zit een stel met dikke jassen. Er staan grote plantenbakken met palmen en pruimenbomen. Een zonnewijzer, zo’n bol met een pijl erdoor, staat in de schaduw. De twee lezen dikke zwarte thrillers. Een ervan van Stephen King. De man kijkt op. Hij heeft een snor als een rijleraar en zegt me gedag in hoog Haags.

Het Belgische verhaal weet ik niet meer, maar toen ik het las was ik nog nooit in Oostende geweest. Het lijkt er totaal niet op.

twien

Echt letterlijk ‘Hij zei echt letterlijk niks tegen me’, zegt een meisje tegen twee vriendinnen. Ze passeren me bij een immens reclamebord op een paal dat behoorlijk aanwezig op de stoep staat. Voor me loopt de jongen die blijkbaar geen woord zei.

Of ze benadrukte dat hij weinig zei, dat kan ook.

Ik dacht ik zet die zin even apart om echt letterlijk¹ te benadrukken. Het is echt letterlijk overdreven.

Op het enorme bord staat ‘Bedankt voor uw stem’. Het gaat over de verkiezingen. De echt letterlijke gedachte was vast iets van ‘Je hebt je best gedaan hoor, maar nu zitten wij met de democratisch gebakken peren. Je wordt bedankt!’

Tegenover het bord wordt een gracht gegraven. Er hangt een banner aan het hek met tekst van het bouwbedrijf: ‘Niet ieder kind wordt later arts of advocaat. Leer je kinderen dat het oké is om met je handen te werken en toffe dingen te bouwen.’

Zouden er kinderen zijn die echtscheidingsadvocaat willen worden? Of oncoloog? Werken artsen niet met hun handen!? Juist kinderen bouwen toffe dingen! DAT HOEF JE ZE NIET TE LEREN!

Een wandelaar kijkt me verbaasd aan omdat ik met gebalde vuistjes tegen een hek sta te schreeuwen.

Het bericht is echt letterlijk: ‘Leer je kinderen niet af om met hun handen te werken en toffe dingen te bouwen. Het is essentieel voor de menselijke basisbehoeften. Wij van de directie willen daarmee de loonsverschillen graag blijven vergroten in ons voordeel. Trouwens, nog bedankt voor je stem.’

¹ Letterlijk betekent eigenlijk ‘woordelijk’, ‘precies zoals ik het zeg’. Het wordt ook al enkele eeuwen gebruikt om een bewering te benadrukken of te bevestigen (onze taal), net als echt.

twien

Gelukkig ‘Hier hebben we laatst gekeken voor een huis.’

Een jongen met een snorretje op een sportfiets met een te korte broek zodat zijn enkels te zien zijn boven zijn te korte sokken, praat tegen een meisje met een dikke bruinoranje wollen muts, die met haar gedachten ergens anders lijkt te zijn.

Het is zondag en ze waren net nog in zo’n turquoise koffiebar vol met jonge vrouwen die zwanger zijn, of net waren, of dat graag willen worden, samen met iemand die dat wel snapt.

‘Tja’, denkt ze even later als het tot haar doordringt, over het huis waar ze niet gaan wonen met het kind dat ze nog niet hebben, ‘in een huis in een andere buurt kunnen we net zo goed oud worden en kinderen krijgen om er uiteindelijk in dood te gaan. Als je maar gelukkig bent.’

twien

Guitig Door de reflectie van m’n ventilator in het raam denk ik dat de man beneden een ruitjesbroek aan heeft. De man is oud en kalend en klein. Hij wacht op de dame die normaal op een kunstleren kruk in het kamertje achter het raam zit.

Het is redelijk rustig in de straat, weinig meisjes, weinig klanten. Een vaste straatbezoeker geeft de man een schouderklopje en lacht. Hij wijst naar verderop in de straat. De man reageert amper. Hij tuurt in het zwart van de kier van de open deur achterin het kamertje. Daar ergens is ze aan het werk.

De dame is zelf ook op leeftijd, zeker vergeleken met de rest. Ze heeft weinig klanten, dat gaat zo met de jaren. Ze komt elke ochtend vroeg en zet haar fiets met fietstassen met Hema-motief in het fietsenrek. Als het rustig is, kan ze soms een impulsief mannetje meepikken.

Hele dagen zit ze in een korte zwarte kanten jurk. Ze begluurt de langslopende mannen, meer dan andersom. Vaak hangt ze lomp, alsof ze dood is, in de hoek tegen het raam geplakt. Toch heeft ze iets charmants.

Haar veel jongere buurvrouw zit onderuitgezakt tv te kijken op haar telefoon. Ze klemt in de breedte van het kamertje tussen een stoel en de verwarming. Af en toe kijkt ze toevallig naar buiten. “Ze is een vleesgeworden sloot met een hondenkop”, zei een vriendin. Leuk voor mannen met een vreemde fetish misschien. Ze heeft nauwelijks klanten.

De man schuift met zijn vingers wat witte haren langs de zijkant van zijn hoofd. Hij blijft kijken en wat ijsberen, het is koud. Een andere man kijkt over zijn schouder mee, benieuwd of er in het kamertje wat gebeurt, maar niks.

Het is een zware klus, afgezien nog van het ware werk. Acht, twaalf of zestien uur. Zitten, staan, dansen, lonken en lachen. Blikken geven en nemen. Vieze praatjes maken. Afdingende losers afpoeieren. Heel veel wachten met weinig kleren aan. Het zijn professionals. De meesten zijn er elke dag.

Een Dominicaanse een aantal ramen verder verleidt met haar borsten door met haar heupen te bewegen. Door de boezem van m’n buurvrouw ben ik afgeleid van mijn eigen gegluur. De man blijft stoïcijns naar de lege kamer kijken.

Dan gebeurt er wat. Een grote vent met een fluorgroen jack komt uit het kamertje gelopen. Hij kijkt de man kort nonchalant aan.

Daarna wordt eindelijk de deur voor hem opengedaan. De dame lacht vertrouwd. Hij is aan de beurt. Ik zie vluchtig de blik van de man als hij de deur achter zich dicht doet en die is guitig.

twien

Adri met zijn paardenlichaam Een man komt uit een busje zetten. ‘Metadecor’ staat erop, ‘Smaakmaker in gevels’. Hij heeft een lang zwaar geel ding in zijn armen.

Hey! Daar is Adri! Met zijn paardenlichaam!, zegt een vriend.

Hoi, ik ben Adri, 58 jaar, ik kom uit Utrecht, zit in de zonweringen en nu tijdelijk in de gevels. Ik heb een piepstem en een paardenlichaam. Tenminste, dat zeggen ze.

Het lijkt wel of hij meedoet aan een spelshow, zoals hij zich aan mij voorstelt.

Adri legt het lange zware gele ding op de grond. Zijn natte paardenstaart zwiept erbij over zijn hoofd en weer terug. Hij stroopt de mouwen van zijn t-shirt op. Het is drie graden en het regent, maar dat deert hem blijkbaar niks. Adri is een gespierde man. Hij draagt zo’n schaatspakbroek, waardoor zijn gespierde billen in het oog springen.

Een centaur!? schreeuwt iemand enthousiast als ik later over Adri met zijn paardenlichaam vertel. Heb jij een centaur gezien?! Met een piepstem?

Een centaur is half mens, driekwart paard. Het is een mens met een paard zonder hoofd als benen. Hij heeft zes ledematen en twee borstkassen. Belachelijk eigenlijk.

Nee, volgens mij is Adri geen centaur. Hij is gewoon heel gespierd. En hij heeft een paardenstaart.

Soms hebben centaurs twee paardenstaarten. Zelfs voor een belachelijk mythisch figuur wat overdreven.

twien

Zeven sloten Er ligt een sloot om een veld, zodat men niet op het veld kan komen. Er ligt een bruggetje over de sloot, zodat mensen toch op het veld kunnen komen. Er staat een hek op de brug, zodat men niet op het veld kan komen. Aan weerszijden steekt het hek over de brug, zodat men echt niet op het veld kan komen. Niet de bedoeling. Er zit een deur in het hek, zodat mensen toch op het veld kunnen komen. Er zit een slot op de deur, waardoor men niet op het veld kan komen. Vandaag ligt er ijs op de sloot. Het veld is kaal en leeg. twien

Verbeelding Een kind van drie met een te groot blauw skipak komt aanrennen. Hij legt een twijg tussen een hut van stokken tegen een boom. Hij overlegt overtuigend onverstaanbaar met niemand.

‘Wat ben je snel’, zegt oma die puffend achter het kind aan hobbelt. ‘Hier kunnen we koken!’ Ze wijst naar een plek achter de hut. Ze praat met een naargeestig hoge toon tegen het kind, omdat het ‘zogenaamd’ is. Er wordt niet echt gekookt.

De moeder van het kind komt aangelopen met de kinderwagen. Ze geeft het kind een tak. ‘Ik wil eigenlijk een stukje verder lopen’. ‘Oké dan doen we dat’, antwoordt oma met normale stem. ‘We gaan naar de díerentuin’, zegt ze met de pijnlijke stemfrequentie tegen het kind. ‘Er zijn helemaal geen dieren in dit park’, zegt de moeder. ‘We gaan naar de díerentuin’, piept ze nog eens. M’n trommelvliezen worden onpasselijk.

Het kind is in de hut met zijn vrienden, een stel goedaardige blauwe monsters. Een universum ver van de wereld dat de oma hem door de strot probeert te duwen.

‘Even voor de goede orde’, zegt oma, ‘we zitten nú in de trein.’ Haar stem snerpt krakend door het verder verlaten park. Ze is de vleesgeworden nagels over het schoolbord.

Ik maak een ninjasalto en smijt een Vikingbijl. Hij draait in slowmotion en belandt precies in de kruin van de oma. Ik frons, maak een musical gebaar met mijn hand en zing: ‘♪ Dat zal haar lé-rennn♪’.

Een ijzige stilte volgt. Het park is verandert in een gelige steppe. De moeder kijkt verbaasd naar de bloederige restanten, die helemaal niks meer zullen leren. Een kraai vliegt op met veel bombarie. Schaterlachend met een flinke echo vliegt ze met het kind mee, die inmiddels een vliegtuig is geworden.

‘Excuus’, zeg ik tegen het musicalpubliek, ‘mijn verbeelding is normaal niet zo bloederig, het was de walging van de realiteit die me een vreemde wending deed nemen. Soms is alles me wat te willekeurig.’

‘Dat kan de beste overkomen’, reageert een man met een lief spits snuitje.

twien

Nadoen Ik lees een column over tributebands. Het eindigt met: ‘Het bezoeken van een concert door een tributeband is erger dan het bijwonen van een begrafenis.’ Coverbands vermaken met hun eigen versie. Een tributeband eert een andere band door liedjes zo goed mogelijk na te spelen. Zo’n eerbetoon is in principe dus een slap aftreksel. Een tribute beter dan het origineel, dat zou wat zijn.

Sommige artiesten spelen decennia lang hun oude hits, alsof ze hun eigen tributeband zijn. Als kunstenaars werk van beroemde schilders exact namaken, dat heten ze meestervervalsers.

Nadoen is handig om te leren. Perfecte replica’s meestal wat overdreven. Vaak maken rafelrandjes de mens. Bij karaoke gaat het meer om durven. Of over strontlazarus zijn. Er zijn komieken die doen beroemde mensen na, maar die eikels doen alles voor een lach en een traan. Over Elvis gaat een verhaal dat hij meedeed aan zijn eigen lookalikewedstrijd en toen derde werd.

In het jaar dat mijn vader doodging, maakte ik grapjes met een oom. We bedachten een tv-show. Zoiets als ‘Het spijt me’, met een lachende host: Een weduwe die haar man mist, wordt verrast met een dubbelganger van de overledene.

twien